Dr. J. Hartog, 'Fier wijdgapige vrouwen', in Trouw, 28 december 1999

Dr. J. Hartog

Fier wijdgapige vrouwen


Mijn charmante nichtje heeft een groot deel van haar jeugd in Latijns-Amerika doorgebracht. Hoewel ze soepel en accentloos haar talen spreekt, dacht ik soms toch iets aan haar uitspraak van het Nederlands te horen. Iets vreemds, maar zeker geen Latijnse inslag. Sinds kort neem ik aan dat ik Poldernederlands heb gehoord.

In zijn boekje Poldernederlands geeft Jan Stroop een fascinerend verhaal over verwevenheid van taal en economie. Jonge, hoogopgeleide vrouwen, meestal uit de Randstad, spreken de tweeklank 'ij' en 'ei' niet meer uit als 'ei' maar als 'aai': faain, een glaasje witte waain. Mannen doen er niet aan mee. Het is geen oprukken van plat polderdialect, want in de traditionele dialectdorpen heeft toegenomen scholing de 'aai' juist teruggedrongen. Het is ook geen plat Amsterdams want dat klinkt anders.

'Aai' voor 'ei' hoort bij een algemene verlaging van de uitspraak van tweeklanken. In Poldernederlands wordt 'ui' 'au' (huis klinkt als haus, buiten als bauten), de 'ou' wordt lager en wijder: vrouw wordt vraauw, jouw wordt jaauw. Dat geeft twee voordelen: de klank wordt krachtiger en de uitspraak is makkelijker. De 'ei' is een tweeklank die zorgvuldige articulatie vereist, de 'aai' komt vanzelf als je je kaak laat zakken en je zet er moeiteloos een hoop lucht achter.

De 'ei' is voortgekomen uit een dubbele eenklank (ii) zoals 'ui' zich heeft ontwikkeld uit de dubbele uu. Middelnederlands heeft bliven, miin, bruun, uut, wij hebben daar blijven, mijn, bruin, uit van gemaakt. De dubbele eenklank werd een tweeklank, en die tweeklanken zijn nu aan het dalen. Het Duits en het Engels zijn ons daarin eeuwen voorgegaan. Tot het midden van de vijftiende eeuw ontwikkelden Duits, Engels en Nederlands zich parallel. Daarna werd in het Nederlands een dam opgeworpen. Zowel in Duitsland als in Engeland spreken ze nu over waain, terwijl wij nog wijn behoren te zeggen. De dam is opgeworpen toen de jonge Verenigde Republiek een eenheidstaal en een eenheidsuitspraak componeerde uit al zijn dialecten. Het Hollands woog daarin zwaar, maar de al in dialecten bestaande 'aai' kon niet door de beugel: de uitspraak was te 'wijdgapig', onverzorgd, ongewenst. Kunstmatig heeft een taalcommissie de verlaging van 'ei' naar 'aai' tegengehouden.

Het fascinerende is dat jonge vrouwen nu alsnog over de dam klimmen en de natuurlijke ontwikkeling forceren, en onbekommerd, zo niet uitdagend, wijdgapig worden. Nog nooit eerder, volgens Stroop, hebben vrouwen de leiding genomen in een taalkundige verandering. Altijd volgden zij de heersende norm, hun prestige ontlenend aan verzorgd ABN. Ze hadden de maatschappelijke positie niet om eigenzinnig te zijn. Nu zijn het vrouwen die voorop gaan, er is nog geen man waargenomen die Poldernederlands spreekt. Zelfbewust spelen ze een rol die vroeger aan mannen was voorbehouden: stoer en vol bravour de regels negeren, zelf nieuwe regels zetten.

De taalkundige merites van de theorie van Stroop kan ik niet beoordelen. Maar de economie erin vind ik prachtig. De economische verzelfstandiging van vrouwen is een restrictie op de taal aan het slechten die vier eeuwen heeft stand gehouden. Vrouwen laten zich niet meer de les lezen en bepalen zelf wel wanneer ze zullen aaien. Wie zo zelfbewust de barricade slecht, kan de toekomst wel aan: de komende eeuw zal de eeuw van de vrouw zijn.

Dr. J. Hartog is hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam



published on the WWW: januari 2000
j.stroop@hum.uva.nl