Stroop, Jan., 'Wordt het Poldernederlands model?',  in Noordzee, taal en letteren. 1e jaargang , nummer 1-2, maart - april 1998, blz. 11-13.

Jan Stroop

Wordt het Poldernederlands model?


Alle soorten Nederlands zijn tegenwoordig gelijk, met één uitzondering: de variëteit die gesproken wordt door een succesvolle categorie Nederlanders: jonge vrouwen met een hogere opleiding. Hun manier van spreken wordt door steeds meer jongeren en mannen overgenomen en heeft blijkbaar prestige. De naam: Poldernederlands.

Wie een keer de moeite neemt om eens goed te luisteren naar het gesproken Nederlands dat vandaag de dag voor Standaardnederlands doorgaat, zal verbaasd staan over de veelsoortigheid ervan. Om te beginnen is er het ABN, het Algemeen Beschaafd Nederlands dus, dat wil zeggen Nederlands zonder regionaal of sociaal bepaalde kenmerken. Dit klassieke ABN is sterk op zijn retour en heeft in bijna alle situaties plaats gemaakt voor allerlei soorten ander Nederlands. Dat kan een Nederlands zijn dat dialectkenmerken vertoont, ook stedelijke dialectkenmerken, zoals van het Amsterdams of het Haags, maar ook Nederlands dat geen regionale kenmerken heeft en dat je zou kunnen omschrijven als een soort slonzig ABN.

Het ABN, dat in oorsprong het dialect van Holland was, dankte zijn succes in het verleden voor een groot deel aan het economische overwicht van het gewest Holland. Het ABN werd daardoor, maar wel pas op de lange duur, de taal van de bovenlaag, waardoor het aan de ene kant een voorwaarde was om vooruit te komen en aan de andere kant een middel om je te onderscheiden van anderen.

Van discriminatie door middel van taal is in het Nederland van 1998 in het algemeen nauwelijks nog sprake. Dat vindt zijn verklaring vooral in maatschappelijke veranderingen. Toen het leren van ABN op school alleen weggelegd was voor welgestelden, was discriminatie op grond van taalgebruik een normaal verschijnsel. Feitelijk berustte die discriminatie natuurlijk op maatschappelijke verschillen en niet op taalgebruik. In een land waar iedereen die wil, onberispelijk ABN kan leren, is het per definitie eigenlijk onmogelijk om iemand vanwege zijn taalgebruik te discrimineren, zoals dat wel kan vanwege huidkleur of sexe. Ondertussen heeft onze democratische samenleving zich ontwikkeld van een elitaire tot een egalitaire samenleving, waarin zo langzamerhand niemand zich de mindere voelt van een ander, althans in bepaalde opzichten. Een ander mag dan meer geld hebben, hij kan kroonprins of minister zijn, maar hij zal geen bezwaar maken als je hem als je gelijke benadert en vice versa. Nergens heeft het tutoyeren zo'n hoge vlucht genomen als in Nederland; we zeggen je en jou tegen de dokter en sommigen zelfs Wim tegen Kok.

Het spreekt vanzelf dat zo'n klimaat van 'gelijkheid' ook de nodige consequenties heeft voor de waardering van iemands manier van spreken. Die waardering bestaat eigenlijk niet meer, niet in positieve en niet in negatieve zin. Kritische opmerkingen over iemands uitspraak worden niet gemaakt, behalve dan soms als het om niet-randstedelijke dialectkenmerken gaat. In het onderwijs wordt officieel geen aandacht meer besteed aan de correcte uitspraak van het Nederlands; het hangt dus af van het persoonlijke initiatief van de onderwijzer. In het algemeen is verstaanbaarheid het enige wat telt.

De radio en de tv illustreren dagelijks wat de gevolgen van onze maatschappelijke égalité zijn voor de taal: aan de eis van een verzorgde ABN-uitspraak, zoals die vroeger bij de omroep nog als vanzelfsprekend gold, hoeven de medewerkers tegenwoordig niet meer te voldoen. De conclusie ligt voor de hand: alle soorten Nederlands zijn in de praktijk gelijkwaardig. Niemand zal het nog nodig vinden zijn spraak te veranderen of te conformeren aan die van een ander. Dan zal alles in grote lijnen blijven, zoals het is. Dat dacht ik dus, maar daar ben ik langzamerhand toch van teruggekomen.

Het begon toen ik regelmatig toekijker werd van het tv-programma De Plantage op zondagmiddag. Op zeker moment begon het me op te vallen dat alle jonge gasten van mevrouw Groenteman een soort Nederlands spreken dat op betrekkelijk uniforme manier afwijkt van wat we vroeger ABN noemden of laat ik voor het gemak zeggen, afwijkt van de manier waarop mevrouw Groenteman zelf spreekt. En het zijn altijd vrouwen bij wie dat het sterkst is.

Wat het meest opvalt aan hun Nederlands is de uitspraak van de klinker die als ei of ij gespeld wordt, zoals in Opzij, vrijheid, verwijten, tijd, eigenlijk, feit, enz. Die klinker klinkt uit de mond van een bepaalde klasse jonge vrouwen als aai: opzaai, vraaihaaid, verwaaiten, taaid, aaigelek, faait. Wie er op gaat letten, zal het onmiddellijk met me eens zijn. Eerst ging ik ervan uit dat het hier een Amsterdamse uitspraak betreft, maar dat is niet zo. De Amsterdamse uitspraak van de bewuste klinker is vanouds veel meer een lange aa: paan, opzaa, taad, aagelek, enz., of een èè: pèèn, opzèè, tèèd, èègelek, enz. Het jongevrouwen-Nederlands heeft hier een aai, die taalkundig bezien geen relatie heeft met de Amsterdamse varianten, er in elk geval niet uit ontstaan is.

Het verschil tussen de ei van het ABN en deze aai is dat bij de laatste de mond verder geopend wordt; het is een geval van 'verlaging' (van de onderkaak), in fonologische termen gesproken. Zo'n verlaging is meestal systematisch en beperkt zich niet tot één bepaalde klinker. Zo ook hier, want ook de andere tweeklank van het Nederlands, de ui, wordt door dezelfde spreeksters op overeenkomstige manier verlaagd, met als resultaat een au: aut, bauten, haus, in plaats van uit, buiten, huis. Een verlaging kan weer consequenties hebben namelijk als het product ervan identiek wordt met een al bestaande klinker. Bij aai is dat niet aan de orde, want het Nederlands heeft eigenlijk geen aai, maar de ui die verlaagd wordt tot au, begint te lijken op de normale klinker in jou, vrouw, kou, enz.. Dan kunnen er twee dingen gebeuren, de twee au's worden helemaal gelijkluidend, of de au met de oudste rechten wijkt uit naar een nieuwe articulatiepositie, een nog lagere, en gaat daardoor anders klinken. Dat gebeurt nu in het jongevrouwen-Nederlands: dat heeft jaauw, kaauw, vraauw, met een opvallend wijde en lange aauw. Een ander gevolg van de verlaging van de ei is dat de plaats die vrijkomt op den duur ingenomen wordt door de veranderde ee die gaat klinken als ei: geven wordt geiven (zie de afgebeelde klinkerdriehoek).

klinkerdriehoek gif

Schematische klinkerdriekhoek van de uitspraak van de klinkers, gebaseerd op de articulatieposities in de mondholte. Bij aa is de mond het verst geopend, bij ie en oe is het meest gesloten. Links vóór in de mond, rechts achter. De gebruikte woorden in de driehoek zijn alleen een voorbeeld, het gaat telkens om de klinker in alle voorkomende gevallen. Klinkers van het ABN die veranderend staan cursief; hun representanten in het Poldernederlands staan vet. De pijlen geven de verandering van de positie aan; het betreft dus steeds een verlaging.

Het algemene kenmerk van dit type Nederlands is dus een sterk verlaagde uitspraak van de tweeklanken ei, ui en ou. Vraag is natuurlijk waar zo'n verandering opeens vandaan komt en waardoor of waarom hij vooral bij jonge vrouwen te horen is.

Een verlaagde uitspraak bij tweeklanken als ei en ui is op zich niet vreemd. Eigenlijk is het gek dat het ABN die níet heeft. Kijk naar het Duits en het Engels die ooit dezelfde tweeklanken hebben gehad als het Nederlands en luister hoe de uitspraak daar nu is. Engels: wine, wife, life; Duits: Wein, Weib, Leib. Ook in verschillende delen van Nederland komt dezelfde aai-uitspraak vanouds volop voor, o.a. in de dialecten van Noord- en Zuid-Holland: waaif, maaisie, taaid. Het was daarom te verwachten dat die aai ook in het ABN zou verschijnen, maar daar is willens en wetens een stokje voor gestoken, door Hendrik Spiegel en zijn collega-grammatici. Taalkundigen als Spiegel waren sedert het eind van de 16e eeuw druk in de weer om regels voor een algemeen beschaafde spreektaal op te stellen. Hun bemoeienissen hadden meestal het karakter van selecteren dan wel afkeuren van wat er in de gesproken taal zoal voorhanden was. Zo werd onder andere de aai-uitspraak afgewezen, omdat die voorkwam in de dialecten van het platteland.

De verlaging van ei tot aai mag dan in wezen een natuurlijke klankverandering zijn, terwijl de aai-uitspraak in de dialecten ook nog eens volop aanwezig is, toch zijn zulke linguïstische feiten niet voldoende om een uitspraakvariant succesvol te laten zijn. Voor een doorbraak moet ook aan een belangrijke sociologische voorwaarde voldaan worden, namelijk dat een bepaalde uitspraak 'prestige' krijgt, doordat hij gesproken wordt door mensen aan wie een of andere vorm van status wordt toegekend of die als model gezien worden of iets dergelijks. Van dit alles is men zich vaak niet eens bewust, maar desondanks kan zo'n situatie ertoe leiden dat men de 'prestige'-uitspraak overneemt.

Toen mijn aandacht eenmaal getrokken was door de nieuwe uitspraakvariant van het Nederlands (met zijn aai, au en aauw), ben ik nagegaan bij welke soort sprekers die het meeste opviel. Jonge vrouwen, dat stond in het begin al vast, maar bij nader onderzoek bleken het vooral vrouwen te zijn die succesvol zijn in creatieve en artistieke beroepen. Vrouwen die het gemaakt hebben: een grafisch ontwerpster, een componiste, een schrijfster, een schilderes, een filmmaakster, een historica, een politica, een radiopresentatrice, enz. Geen zakevrouwen dus. Ze zijn doorgaans jonger dan 40 jaar en ze komen uit verschillende delen van Nederland. Sommigen zijn in de Randstad gaan wonen, anderen wonen nog in hun geboortestad, of -streek. Maar ze spreken in hoge mate eender.

Sociolinguïsten zullen het heel vreemd vinden dat een uitspraak als deze, die zo opvallend afwijkt van het ABN, bij vrouwen wordt aangetroffen en bijna niet bij mannen. Tot voor kort bleek uit sociolinguïstisch onderzoek immers dat de mannen het meest van het ABN, of in andere landen, van de standaardtaal daar, afweken, terwijl vrouwen juist zo correct mogelijk probeerden te spreken. Het was voor hen blijkbaar een belangrijke manier om status te verwerven; werk, waar mannen hun status aan ontlenen, hadden ze niet. Welnu, dit geldt bepaald niet meer voor de vrouwen die ik noemde. Die ontlenen hun status bij uitstek aan wat ze kunnen en doen. Zij hoeven dus geen ABN-uitspraak te cultiveren en kunnen toegeven aan natuurlijke uitspraakneigingen. Ze doen dat ook in sterkere mate dan mannen, helemaal overeenkomstig het bekende feit dat extreme actie (het streven naar een beschaafde ABN-uitspraak) opeens kan omslaan in een extreme reactie (namelijk het toegeven aan de neiging tot verlaging van de articulatiepositie).

De kroongetuige van dit nieuwe Nederlands, dat ik Poldernederlands noem, is Trijntje Oosterhuis van de formatie Total Touch. Ik noem haar, omdat ze door haar voordracht "de verleden taaid van vrede is aurlog", op de vierde maai vorig jaar baai de Dodenherdenking op de Dam, aan heel Nederland mocht laten horen hoe Polderneiderlands wel klinkt en gelaaik mocht bewaaizen dat het officieel erkend is.

Klik op het speakertje
om het geluidsfragment
te starten

Nu horen we Trijntje zelden in het Nederlands, zodat haar invloed op het taalgebruik van haar leeftijdgenoten niet zo groot zal zijn, maar dat is ongetwijfeld wel het geval bij de speelsters in tv-series en spreeksters in jongereprogramma's. Net zoals veel jonge meisjes een piercing boven hun navel doen omdat Katja Schuurman die heeft, mag je aannemen dat het praten van zo'n meisje ongemerkt ook invloed heeft. Bij wie of waar het precies begonnen is, moet nog worden uitgezocht, maar in elk geval kan worden vastgesteld dat het Poldernederlands echt wordt overgenomen en wel op grond van de volgende constatering. Van de groep oudere jonge vrouwen, zo tussen 30 en 40 jaar, spreekt voornamelijk de categorie vrouwen, die aan tafel zit bij Groenteman, dit Poldernederlands. Maar bij jongere meisjes is het veel algemener (ik beluister het bij mijn studentes, de meisjes in de winkels, aan de telefoon of op de radio en de presentatrices van The Music Factory). Eigenlijk druk ik me nog te zwak uit, want vrijwel álle jonge meisjes spreken Poldernederlands, met als opvallende koploper bij de mannen: Paul (blaaif-baai-maai) de Leeuw.

Een veelzeggend signaal is dat je ook in reclamespots steeds vaker meisjes hoort die zo spreken, bijvoorbeeld in de 'jongeren'-versie van de spot van de Belastingdienst. Blijkbaar vinden reclamemakers het al normaal. Met andere woorden: het Poldernederlands is tot model geworden, nu nog voor deze groep, straks ook voor hun vriendjes. Later gaan hun kinderen en hun kleinkinderen het spreken. Dat zal onherroepelijk betekenen dat het Poldernederlands het Algemene Nederlands van de toekomst wordt. Misschien noemen we het dan gewoon weer ABN.

Maar waarom noem ik dit Nederlands toch Poldernederlands? Ten eerste en vooral omdat ik meen het te kunnen verbinden met de Nederlandse maatschappij van dit moment, die zich verheugt in het economische succes dat wordt toegeschreven aan het befaamde 'poldermodel'. Dat is een maatschappij waarin het begrip Algemeen Beschaafd Nederlands tot een anachronisme geworden is, zoals trouwens meer vormen van beschaving blijken afgedaan te hebben. Ik waag de stelling dat de mentaliteit die inherent is aan het poldermodel, namelijk die van individualisme, scoren en dat-maak-ik-zelf-wel-uit, ook de opkomst van het Poldernederlands bevorderd heeft.

De tweede reden is dat ik wil benadrukken dat het Poldernederlands zijn oorsprong in elk geval niet in een stadsdialect heeft, maar - zo al - hoogstens in verband gebracht kan worden met (Hollandse) plattelandsdialecten.

En de derde is, als ik eerlijk moet zijn, dat ik het nogal plat vind, dat Poldernederlands, maar dat mag ik natuurlijk niet zeggen als objectief taalkundige. Hoewel, de onderzoekers van die paar steentjes op Mars hoeven die steentjes ook niet mooi te vinden om er laaiend enthousiast over te kunnen zijn.



uit: Noordzee, taal en letteren. 1e jaargang , nummer 1-2, maart-april 1998, blz. 11-13.



Article published on the WWW: October 1999
j.stroop@hum.uva.nl