In 1992 betoogde ik in Onze Taal (september) dat het ideaal van
een uniforme Nederlandse standaardtaal zo goed als verdwenen is.
Dat artikel heette dan ook 'Weg standaardtaal'. Door de opmerkelijk
tolerante houding tegenover allerlei variëteiten van het Nederlands
maakt het ABN geen schijn van kans meer, was mijn stelling. Het
onderwijs laat het volledig afweten, door desinteresse misschien,
door onvermogen of onmacht. Radio en tv stellen zo te horen nauwelijks
eisen aan hun sprekers. Alles kan. Een van de weinige instanties
die er nog een taalnorm op nahouden, is de KLM, maar toen bekend
werd dat die een mevrouw vanwege haar spraak niet als stewardess
accepteerde, brak er een storm los. Een veelzeggend teken.
In onze (soms!) overtolerante samenleving, dacht ik, zullen al
die uiteenlopende variëteiten op den duur gelijkwaardig worden.
Er is immers geen reden of aanleiding om de spraak van iemand anders
over te nemen of te imiteren; iedere Nederlander mag immers spreken
zoals hij gebekt is. Deze verwachting blijkt een vergissing. Want
er is wel degelijk een bepaalde variëteit van het Nederlands die
lijkt te worden nagevolgd.
TWAAIFELEN
De categorie sprekers die dit Nederlands nu vooral spreken zijn
jonge vrouwen (tot ongeveer 40 jaar), die carrière maken of ambities
hebben op het terrein van de politiek, wetenschap en kunst. De eerste
die het verschijnsel signaleerde, was dr. Siemon Reker, die in zijn
radioprogramma AHA, Radio Noord, van 3 september 1993, juist deze
groep vrouwen aanwees als de trendsetters voor het Nederlands van
de toekomst. Reker noemde ook het opvallendste kenmerk, namelijk
de aai-uitspraak voor de standaardtalige ei, dus:
[maai, blaaiven, twaaifelen, universitaait, vaaif, klaain]
in plaats van [mij, blijven, twijfelen, universiteit, vijf, klein].**
Intussen is duidelijk geworden dat deze [aai] niet het enige
kenmerk is, maar dat er nog enkele meer zijn, die allemaal het gevolg
zijn van dezelfde uitspraaktendens, namelijk de verlaging van lange
klinkers en diftongen. Dat woord verlaging moet hier letterlijk
genomen worden: bij de uitspraak [aai] is de positie van
onderkaak en tong lager dan bij die van [ei]. Welnu, wie
ook bij [ou] zijn onderkaak niet ver genoeg (volgens de regels
van het ABN) omhoog brengt, produceert een [aau]: dus [vraauw]
in plaats van [vrouw]. Soortgelijke veranderingen ondergaan
de klinkers in [boot, beet, leuk, uit] enzovoort. Ik heb
geprobeerd dat hele samenhangende complex van verschuivingen in
de hier geplaatste klinkerdriehoek in beeld te brengen.
|
De pijlen in de klinkerdriehoek geven aan dat de plaats in de mondholte
waar een bepaalde klinker gevormd wordt, naar beneden opschuift.
De cursieve woorden geven de plaats van de klinker aan in het ABN,
de vetgedrukte woorden zijn die van het Poldernederlands.
TEGENGEHOUDEN
Op zichzelf is het niet vreemd dat al deze klinkers aan het veranderen
zijn. Het vreemde is juist dat het nu pas in het Algemeen Nederlands
gebeurt, bij het scheiden van de eeuw. De verlaging van tweeklanken
als [ei] (waardoor die [aai] wordt) komt in het Nederlandse
taalgebied namelijk al vóór 1600 voor, in het bijzonder in Hollandse,
vooral Zuid-Hollandse dialecten. Ongeveer in dezelfde tijd komt
het verschijnsel voor in het Duits en het Engels, zowel in de algemene
omgangstaal als in de dialecten. Het verschil tussen de ontwikkeling
in Duitsland en Engeland enerzijds en die in Nederland anderzijds
is dat bij ons de verlaging in het Algemeen Nederlands (het latere
ABN) werd geblokkeerd of beter nog, bewust werd tegengehouden door
gezaghebbende taalkundigen als Spiegel. Hij en zijn collega-grammatici
vonden die [aai] te plat en te lelijk, en aangezien alle
taalkundigen in die tijd en lang daarna als vanzelf gezaghebbend
waren en door meesters en onderwijzers blindelings werden gehoorzaamd,
werd die [aai] bestreden en uitgebannen, totdat er een andere
wind ging waaien, de wind die ook de bloemengeur meebracht van de
jaren zestig van onze eeuw.
Die jaren zestig werden gekenmerkt door een maatschappelijk klimaat
waarin regels - omdat het regels waren -, niet langer gevolgd werden.
Denk maar aan allerlei 'wilde' spellingen die toen heel populair
waren. Wat het spreken betreft, zweeg de corrigerende stem van de
onderwijzer of de leraar. Iedereen sprak zoals hij het thuis geleerd
had. Maar vooral verdween ook de rem op allerlei natuurlijke spreekneigingen.
Nu kreeg de verlagingstendens die drie eeuwen lang in het ABN was
tegengehouden
BREUK MET TRADITIE
Twee vragen moeten nu beantwoord worden: Waarom spreken juist jonge
vrouwen dit Nederlands en waarom heb ik het Polder Nederlands genoemd?
Uit sociolinguïstisch onderzoek van de laatste decennia is gebleken
dat de taalvariëteit die vrouwen spreken in de regel dichter bij
de standaardtaal staat dan die van mannen. Dat komt, wordt dan gezegd,
omdat mannen niet zo nodig hoeven; die hebben hun baan, hun auto,
hun salaris om status aan te ontlenen.
Voor vrouwen was taal meestal het belangrijkste of enige middel
daartoe. Of dat zo is, wordt tegenwoordig wel eens betwijfeld, maar
opvallend is toch wel dat in de beginperiode van het ABN, zo gedurende
de zeventiende eeuw, vrouwen zich juist op het punt van de [ei]-uitspraak
onderscheidden van de mannen. Dat weten we door de mededeling van
W.A. Winschooten in zijn Letterkonst (1683). In de strijd
om de uitspraak [ei] of [ai] voor de representant
van Westgermaanse [ai], die we hebben in woorden met en korte
[ei], [klein, kei, wei] koos hij voor [ai].
De [ei] -uitspraak was in zijn ogen minder goed of zelfs
minderwaardig aan de [ai] -uitspraak; vrouwen dachten daar
toen blijkbaar anders over:
EI (schrijft Winschooten) werd bemind van veele, en
gebruikt voor de AI, om dat het soo volmondig niet en behoefd voortge-bragt
te werden: en daarom hoord men en siet men deese twee-klank veel
gebruiken van Vrouwen en andere, die een flaauwe spraak beminnen:
en dit is de reeden waarom sy liever Keiser als Kaiser,
Kei als Kai, gelijk in Keisteen gebruiken.
Hier staat dus dat vrouwen en anderen die van een 'slappe' uitspraak
houden, de voorkeur geven aan de [ei] boven de [ai].
En die [ei] werd uiteindelijk de klinker van het ABN. Verrassend
is het dat dezelfde [Aai] waar de vrouwelijke tijdgenoten
van Winschooten niet aan wilden, tegenwoordig nu juist het opvallendste
kenmerk van het Nederlands van jonge vrouwen is. Voor het eerst
in de geschiedenis onderscheiden vrouwen zich dus van mannen door
het spreken van een taalvariëteit die zich verwijdert van het ABN.
De spreeksters van het Poldernederlands zijn níet te horen in het
NOS-radionieuws, maar wel in de actualiteitenrubriek Radio-1-Journaal,
die daarna komt en verder in verschillende actualiteitenprogramma's
die op radio 1 en 5 te horen zijn. Voorbeelden: De dames S. B. en
M. de G. van het Radio-1-journaal, T.S., radiocorrespondente in
Moskou, de schrijfster M.U., jazztrompettiste S.L., M.V., lid Tweede
Kamer voor Groen Links, en vele meer, waaronder ook Paul de Leeuw.
Ik voorzie dat vanaf het nieuwe radio- en tv-seizoen, dat is dus
ongeveer wanneer dit nummer van Onze Taal verschijnt, vrijwel alle
jonge vrouwelijke presentatoren Poldernederlands spreken.
POLDERNEDERLANDS
Dat vrouwen vooroplopen in het spreken van Poldernederlands heeft,
denk ik, te maken met recente maatschappelijke ontwikkelingen, die
weer het gevolg zijn van economische factoren, groeiende welvaart
voor velen, mogelijkheden tot ontplooiing voor iedereen. De groep
die daar het meest van profiteert en ook wil profiteren is de groep
die vanuit een achterstandspositie komt: jonge vrouwen. Dat ook
het bedrijfsleven dat aanvoelt, is te zien aan de advertenties waarin
vrouwen zich bezighouden met zaken die vroeger buiten hun belangstelling
vielen en die aan mannen waren voorbehouden: auto's, mobiele telefoon,
hoge functies in de IT-branche of het geldwezen. Vrouwen zijn bezig
met een inhaalslag en dat manifesteert zich ook in hun taal: wat
eerst niet mocht, krijgt nu alle ruimte, want vrouwen laten zich
niets meer gezeggen.
De voornaamste reden waarom ik dit Nederlands Poldernederlands
noem, is dat ik het zie als een bijproduct van het veel-bejubelde
poldermodel. Ik denk dan vooral aan het gunstige economische klimaat
dat daar het gevolg van is, maar ook aan de mentaliteitsverandering
die daar weer bij hoort. Er ligt een sterke nadruk op het materiële
('ieder voor zichzelf') en dat schept weer een sterk individualisme
('ik maak zelf wel uit wat ik doe of goed vind'). De tweede reden
is dat de verschijnselen van het Poldernederlands nogal overeenkomen
met die in de dia-lecten van onder meer de Zuid-Hollandse polders
en maar ook van de IJsselmeerpolders, wat overigens niet wil zeggen
dat er een direct verband is. Ik vind het tenslotte ook geen ramp
dat het woord Poldernederlands een negatieve bijbetekenis
heeft.
Er is wel gezegd dat het Poldernederlands eigenlijk niets anders
is dan een ontwikkelingsstadium van het standaard-Nederlands. Ik
geloof dat niet. In de eerste plaats is de afstand tussen de standaard
[ei] en de Poldernederlandse [aai] zo groot dat een
normale evolutie onwaarschijnlijk is. Uit recent onderzoek blijkt
immers dat de [ei] bij standaardtaalsprekende radioreporters
gedurende de afgelopen zestig jaar alleen maar mini-maal verschoven
is (zie de dissertatie van Hans Van de Velde uit 1996), terwijl
er tussen [ei] en [aai] een fonetische kloof gaapt.
MEDESTANDERS
Dan de spreeksters. In alle mogelijke situaties bij radio, op tv,
in de Tweede Kamer, enzovoort, waarin mannen en vrouwen als gelijken
optreden, is vaak een opvallend verschil in taal-gebruik tussen
beiden te constateren. Misschien wel het opmer-kelijkst in dit verband
is dat zelfs in een gezinssituatie jonge vrouwen totaal anders praten
dan hun ouders en hun broers. Er is met andere woorden een zodanige
breuk tussen vrouwentaal en taal van anderen, dat uitgesloten is
dat de eerste uit de tweede geëvolueerd is.
Mijn eerste publicatie over het Poldernederlands kreeg nogal wat
bijval. De schrijvers van de meeste reacties meenden in mij een
medestander te ontdekken die net als zij opkwam voor de kwaliteit
van het Nederlands, niet helemaal ten onrechte trouwens. Er zijn,
is mijn conclusie, toch nog veel Nederlanders die onze taal ter
harte gaat. Zelfs sommige spreeksters van het Poldernederlands interpreteerden
mijn objectieve opmerkingen als een naar hun mening terechte kritiek
en begonnen hun spraak een beetje te beteren. Ineens bleek ook dat
veel Nederlanders nog verdraaid goed weten wat ABN is.
Of dat het tij [taai] zal keren, waag ik te betwijfelen,
want daarvoor is veel meer nodig. Vergeet niet dat de [ei]
een cultuurproduct is dat door het onderwijs eeuwenlang in stand
gehouden is. Nu in datzelfde onderwijs niet meer aan spraakcultuur
wordt gedaan, zal de natuurlijke [aai], samen met de andere
Poldernederlandse klinkers onhoudbaar doorzetten.
AMBITIES
Waarschijnlijk is het al te laat. Die conclusie zou je kunnen trekken
als je een hooggeleerde spreekster (40) hoort die bijzonder interessante
en behartigenswaardige dingen zegt, in overvalst Poldernederlands.
Haar ouders komen uit West-Brabant en zelf is ze geboren en tot
haar 18e ook getogen in Schaesberg, Zuid-Limburg. In geen van deze
gebieden komen dialecten voor met de befaamde [aai]. Spreekster
moet die hebben overgenomen van medestudenten of -scholieren.
Op 27 april jl. hoorde ik in het programma Formule 1 op Radio 1
enkele meisjes praten in Poldernederlands van het zuiverste water.
Het ging over hun ambities in het bedrijfsleven, die gigantisch
waren, en hun naar eigen zeggen bijzondere kwaliteiten om straks
belangrijke functies in de politiek te bekleden. Precies het type
vrouw dat het Poldernederlands hanteert: zelfbewust, ambitieus en
ook succesvol. Het verbazingwekkende was dat het Marokkaanse meisjes
waren, uit respectievelijk Steenwijk en Zwolle; ze zijn lid van
het Promotieteam Allochtone Jongeren. Ze gaan in Zwolle op school
en hebben nooit in de Randstad gewoond. Hun ouders zijn in Marokko
geboren en spreken van huis uit Arabisch. Met andere woorden, deze
meisjes hebben dat Nederlands geleerd van hun Nederlandse klasgenoten,
die het waarschijnlijk zelf hebben ontwikkeld of ook overgenomen.
Voor de meisjes van het Promotieteam Allochtone Jongeren is het
Poldernederlands het Nederlands dat je moet spreken als je wat wilt
bereiken.
|
Klik op het speakertje
om het geluidsfragment
te starten |
Op een totaal nieuwe situatie wijzen ook de opmerkingen van radio-
en tv-medewerkers die ik aantrof in het blad De Stem (een
uitgave van het multi-voice internationaal stemmenburo, jaargang
1998, no. 2), en die de strekking hadden dat een presentator of
verslaggever zijn taal moet aanpassen aan die van de doelgroep,
zeker als die uit jongeren bestaat. Dat is wel even wat anders dan
de oude opvatting dat radio of tv op taalgebied een voorbeeldrol
vervullen. Dat was vroeger misschien wel het geval, maar nu blijkbaar
niet meer, en dat markeert ook weer een nieuwe fase in de geschiedenis
van het Nederlands.
MODEL
De titel van mijn eerste artikel over het Poldernederlands luidde:'Wordt
het Poldernederlands model?'. Ik bedoelde daarmee dat deze varieteit
van het Nederlands wellicht in de toekomst overgenomen zou worden
door andere groepen sprekers dan de groep waarin het ontstaan is.
Omdat dat inderdaad al het geval is (beluister bijvoorbeeld ook
de zangers van het serieuze Nederlandse lied*,
staat boven dit artikel: 'Het Poldernederlands ís al model'. Misschien
was nog beter geweest: 'Poldernederlands verdringt het ABN', zoals
Het Parool (28 maart 1998) kopte. Een terechte formulering, want
het Poldernederlands is niet een volgende fase van het standaard-Nederlands
of ABN, maar een op zichzelf staande variëteit. En natuurlijk
kunnen we het Poldernederlands wel standaardtaal gaan noemen, maar
dat is dan toch hetzelfde als tegen margarine boter zeggen.
* Hier
volgen enkele links naar sites met geluidsfragmenten van Nederlandstalige
zangers. Ze worden nog al eens vervangen of zelfs opgeheven. We
proberen de zaak actueel te houden:
Acda
en de Munnik
Paul
de Leeuw
Arthur Umbgrove
** De
rechte haken duiden niet op fonetische spelling, maar geven aan
dat het om uitspraak gaat. Terug
uit: Onze Taal. 67e jaargang
, nummer 9, september 1998, blz. 226-228.
Article published on the WWW: October 1999
j.stroop@hum.uva.nl
|