Renée van Bezooijen, Katholieke Universteit van Nijmegen, 'Onderzoekscollege naar de waarneming van het Poldernederlands'  in VDW-berichten, nummer 5, juli 1999, blz. 30-32

Renée van Bezooijen, Katholieke Universteit van Nijmegen

Onderzoekscollege naar de waarneming van het Poldernederlands


Elk jaar wordt er bij de opleiding Algemene Taalwetenschap een onderzoekscollege aangeboden op het gebied van de taalvariatie. Het is een keuzevak, dus voor niemand verplicht. Dit jaar was het onderwerp: "Het Poldernederlands: hoe kijkt men er tegen aan?". Aanleiding vormde het verschijnen van het boek Poldernederlands. Waardoor het ABN verdwijnt van Jan Stroop (Amsterdam: Bert Bakker, 1998). Zes studentes, van de studierichtingen Nederlands, Algemene Taalwetenschap en Engels, melden zich aan. De begeleiding werd verzorgd door Renée van Bezooijen, in nauwe samenwerking met Jan Stroop, die vooral veel tijd heeft gestopt in het verzamelen van geschikt spraakmateriaal en het werven van proefpersonen voor de luisterexperimenten.

We wilden vooral weten hoe het Poldernederlands, een accent van het Standaardnederlands dat volgens Jan Stroop in eerste instantie vooral door ambitieuze hoogopgeleide vrouwen wordt gebruikt en met name gekenmerkt wordt door een verlaging van het eerste element van de diftongen /ei/, /ui/ en /au/ op mensen in Nederland overkomt vergeleken met andere accenten van het Standaardnederlands. Daartoe hebben we een band gemaakt met spontane-spraakfragmenten van 15 hoogopleide vrouwen: 3 met een ABN-uitspraak, 3 met een Amsterdams accent, 3 met een 'Algemeen Hollands' accent (niet gebonden aan een van de grote steden in de Randstad) en 6 met een Poldernederlands accent. De inhoud van de fragmenten werd zo neutraal mogelijk gehouden.

De fragmenten zijn aangeboden aan vier groepen luisteraars: 20 jongere vrouwen (gemiddeld 21 jaar) uit de Randstad, 20 oudere vrouwen (gemiddeld 48 jaar) uit de Randstad, 20 jongere vrouwen (gemiddeld 21 jaar) uit de 'provincie' (Noord-Brabant, Limburg en Gelderland) en 20 oudere vrouwen (gemiddeld 49 jaar) uit de provincie. Hun werd gevraagd om de fragmenten in twee afzonderlijke rondes te beoordelen, eerst met betrekking tot de persoonlijkheid van de spreeksters ('Hoe komen deze spreeksters op u over'?) en vervolgens met betrekking tot hun spraak ('Wat vindt u van hun manier van spreken'?). De beoordeelde persoonlijkheidskenmerken omvatten: weinig lef - veel lef, onzeker - zelfverzekerd, niet ambitieus - ambitieus, afhankelijk - onafhankelijk, vrouwelijk - mannelijk, laag opgeleid - hoog opgeleid. De beoordeelde spraakkenmerken omvatten: plat - ABN, afwijkend - normaal, ouderwets - modern, lelijk - mooi, slordig - verzorgd, niets voor mij - echt iets voor mij.

De VDW-berichten vormen niet de geëigende plaats om alle resultaten van het onderzoek te presenteren. Maar ik kan toch niet nalaten een klein tipje van de sluier op te lichten en de uitkomsten van één enkele schaal aan u te presenteren, namelijk niets voor mij (schaalwaarde 1) - echt iets voor mij (schaalwaarde 7). In de afgebeelde figuur staan de over telkens 20 luisteraars gemiddelde schaalwaarden afgebeeld, afzonderlijk voor de vier luisteraargroepen (Randstad Jong, Randstad Oud, Provincie Jong, Provincie Oud) en de vier accenten van de spreeksters (Poldernederlands, ABN, Hollands, Amsterdams).

    Uit deze figuur kan heel wat worden opgemaakt. Er is er een opvallend verschil tussen aan de ene kant de oordelen van de oudere vrouwen uit de Randstad (RO) en aan de andere kant de overige vrouwen (RJ, PJ en PO): de eerste groep identificeert zich veel meer met het ABN, het Hollands en het Amsterdams. Vooral het verschil tussen de twee groepen uit de Randstad (RJ en RO) in de oordelen over het ABN is groot. Met andere woorden, Randstedelijke vrouwen van rond de 50 hechten er veel sterker aan om ABN te spreken dan Randstedelijke vrouwen van rond de 20. Blijkbaar verlies het ABN in de Randstad, althans bij vrouwen, sterk aan aantrekkingskracht. In de provincie lijkt er van ABN-verlies nauwelijks sprake te zijn: de verschillen tussen de oordelen van PJ en PO zijn verwaarloosbaar klein.
     Absoluut gesproken verschillen de oordelen voor het Poldernederlands nauwelijks tussen de jongere vrouwen uit de Randstad, de oudere vrouwen uit de Randstad en de jongere vrouwen uit de Provincie. Alleen de oudere vrouwen uit de provincie staan er vergeleken met de andere drie groepen negatief tegenover. Relatief gesproken, als de oordelen voor het Poldernederlands vergeleken worden met die voor het ABN, ziet het beeld er heel anders uit. Dan blijken de twee oudere groepen het ABN verre te verkiezen boven het Poldernederlands, terwijl het de twee jongere groepen nauwelijks uit lijkt te maken of ze nou ABN of Poldernderlands spreken. Vooral het gebrek aan differentiatie tussen ABN en Poldernederlands bij de jongere vrouwen uit de Randstad is opvallend.

Deze conclusies zijn gebaseerd op het idee dat een schijnbare tijdsbenadering (dat wil zeggen de aanname dat verschillen tussen proefpersonen van verschillende leeftijden gemeten op eenzelfde tijdstip op een taal(attitude)verandering wijzen) geldig is. In principe kan er ook sprake zijn van een zogenaamd age grading effect, in die zin dat jongere mensen in het algemeen misschien minder differentiëren in hun attitudes tegenover verschillende taalvariëteiten dan oudere mensen. Met de voorliggende uitkomsten is deze tweede verklaring echter niet aannemelijk, aangezien de leeftijdsverschillen zich niet systematisch voordoen bij het Hollands en het Amsterdams, alleen bij het Poldernederlands en het ABN.

Voorlopig houden we het erop dat het Poldernederlands vooral in de Randstad onder vrouwen in opmars is, ten koste van het ABN.



Article published on the WWW: October 1999
j.stroop@hum.uva.nl