Renée van Bezooijen,
Poldernederlands; hoe kijken vrouwen ertegenaan?
in Nederlandse Taalkunde jaargang 6 (2001), nr. 4, blz. 257-271.
(uitgever Van Gorcum Assen)

Poldernederlands
Hoe kijken vrouwen ertegenaan?


Abstract

A perception experiment is described in which 80 female listeners of different ages and regional backgrounds (the Randstad and the periphery of the Netherlands) judged samples both of Polder Dutch (a supposedly new accent of Dutch mainly used by educated women) and standard Dutch, Amsterdam Dutch and Randstad Dutch. Polder Dutch was perceived as a separate language variety from the other three accents. All younger women were found to hold more positive attitudes towards it whereas their attitudes towards Standard Dutch tend to be less positive. There are no systematic differences between the younger and older listeners in their judgments of Amsterdam and Randstad Dutch: both evoked rather negative responses. Extrapolating these apparent time data from perception to real time developments in production a bright future for Polder Dutch might be predicted.


1 Inleiding

Volgens Stroop (1998) en anderen voor hem (bijv. Reker 1993) lijkt er zich in Nederland een nieuwe taalvariëteit te ontwikkelen. Stroop ziet de genoemde variëteit niet als een regiolect maar eerder als een sociolect, als een variëteit die voornamelijk maatschappelijk geconditioneerd is. De ontwikkeling is volgens hem in gang gezet door vrouwen uit uiteenlopende streken van Nederland met gemeenschappelijke sociale en persoonlijke kenmerken: ze zijn actief in politiek, wetenschap en cultuur, typisch tussen de 25 en 45 jaar oud en afkomstig uit de hogere middenklasse, een omgeving waarin van oudsher veel ABN wordt gesproken. Volgens Stroop zijn er (nog) vrijwel geen mannen die de nieuwe variëteit spreken.
Stroop noemt deze variëteit Poldernederlands, niet omdat de oorsprong in de polder te vinden zou zijn maar naar analogie van de term Poldermodel, die verwijst naar het streven van vakbonden en werkgeversorganisaties om in voortdurend overleg overeenstemming te bereiken in hun onderhandelingen over loonontwikkelingen. Stroop ziet een dubbele relatie tussen het sociaal-economische verschijnsel Poldermodel en het taalkundige verschijnsel Poldernederlands.

Ten eerste heeft het Poldermodel positieve sociaal-economische effecten gehad waarvan vooral vrouwen hebben geprofiteerd. Naarmate de positie van vrouwen in de Nederlandse maatschappij verbetert en naarmate ze onafhankelijker worden (financieel en anderszins), wordt het voor hen makkelijker en zelfs een uitdaging om zich te verwijderen van de traditionele normen in taalgedrag die vooral vrouwen uit de middenklasse lang hebben nagestreefd (Brouwer 1989), misschien ten dele ook als alternatief middel om status te verwerven bij gebrek aan een baan (cf. Trudgill 1974).
Ten tweede ziet Stroop het Poldermodel en het Poldernederlands beide als exponenten van een tendens in de Nederlandse maatschappij tot informalisering en individualisering. Normen voor sociaal gedrag in het algemeen en taalkundig gedrag in het bijzonder verliezen steeds meer terrein. Steeds minder mensen voelen de behoefte perfect ABN te spreken; de tolerantie tegenover variatie in spraak, vooral op het niveau van de uitspraak, groeit, zodat er steeds meer ruimte is voor verschillende accenten in alle domeinen van de maatschappij. Deze toenemende variatie kwam duidelijk naar voren in een studie door Van de Velde (1996) van de uitspraak van Nederlandse radioverslaggevers tussen 1935 en 1993.

Poldernederlands is een accent van het Nederlands waarvan vooral de uitspraak afwijkt. Ten eerste wordt het gekenmerkt door een verlaging van het eerste element van tweeklanken en lange klinkers. Vooral de uitspraak van de /εi/ is opvallend: /εiγlk/ (eigenlijk) neigt naar [aiγlk] en /kεik/ (kijken) naar [kaik]. De tweeklanken /œy/ en /αu/ worden gerealiseerd als respectievelijk /αu/ en [au], terwijl de lange klinkers /e:/, /ø:/ en /o:/ in de richting gaan van respectievelijk /εi/, [œy] en /αu/.

Deze impressionistische typering van het Poldernederlands, gebaseerd op de persoonlijke observaties van Stroop en anderen, is gedeeltelijk bevestigd in een verkennend experiment waarin de spraak van negen mannen en negen vrouwen is getranscribeerd. De sprekers bestonden uit twee mannelijke en twee vrouwelijke nieuwslezers (willekeurig geselecteerd) bij de publieke radio-omroep en zeven mannen en zeven vrouwen die optraden in zeven achtereenvolgende uitzendingen van het televisieprogramma Het blauwe licht. In dit tweewekelijkse programma wordt telkens één mannelijke en één vrouwelijke gast gevraagd commentaar te geven op specifieke nieuwsitems. Alleen mensen die als cultureel ontwikkeld worden beschouwd worden uitgenodigd, precies het soort mensen dus dat wel eens Poldernederlands zou kunnen spreken. De transcriptie richtte zich vooral op de drie tweeklanken (van elk 30 tokens per spreker) en is gemaakt door een onafhankelijke, getrainde transcribent.2
De hypothese was dat de transcripties van de vrouwen meer Poldernederlandse elementen zouden bevatten, dat wil zeggen lagere realisaties van het eerste element van de tweeklanken, dan die van de mannen. Voor alle drie getranscribeerde tweeklanken werden er inderdaad verschillen aangetroffen in de verwachte richting. Voor de /ei/ zowel als voor de totale index (gesommeerd over de drie tweeklanken) was het verschil (getoetst door middel van een gepaarde t-toets) significant op het 5% niveau. Het ligt in de bedoeling dit soort productie-onderzoek uit te breiden naar een grotere en meer gevarieerde steekproef en naar een groter aantal fonemen, met toepassing van zowel auditieve als akoestische analyses.


Aan de andere kant lijkt het de moeite waard om het verschijnsel Poldernederlands ook vanuit een perceptief oogpunt te benaderen. Hoe kijken mensen tegen het Poldernederlands aan? Vinden ze het bijvoorbeeld mooi, verzorgd of modern? In deze studie worden de reacties op het Poldernederlands vergeleken met drie andere accenten van het Nederlands, namelijk ABN (d.w.z. accentloos Nederlands), Nederlands met een Amsterdams accent en Nederlands met een moeilijk te lokaliseren Randstedelijk accent. Ik heb me daarbij in eerste instantie geconcentreerd op de meningen van vrouwen, omdat volgens Stroop de vrouwen bij de ontwikkeling van het Poldernederlands vooroplopen. In het onderzoek stonden de volgende drie vragen centraal:

  • Wordt Poldernederlands door linguïstisch naïeve, vrouwelijke luisteraars van verschillende leeftijden en regionale herkomst onderscheiden van andere accenten van het Nederlands?
  • Zo ja, hoe verschillen dan hun reacties op het Poldernederlands van de reacties op andere accenten?
  • Welke conclusies kunnen hieruit worden getrokken met betrekking tot de toekomst van het Poldernederlands?
De gebruikte methode kan worden gezien als de perceptieve tegenhanger van de talrijke productiestudies die gebruik hebben gemaakt van een schijnbare-tijdbenadering om inzicht te krijgen in aan de gang zijnde taalverandering. In deze studies (bijv. Labov (1966) in New York, Trudgill (1974) in Norwich, Van Hout (1989) in Nijmegen) worden de spraakkenmerken van mensen van verschillende leeftijden op één punt in de tijd met elkaar vergeleken vanuit het idee dat iedere leeftijdsgroep de spraakkenmerken vertegenwoordigt van een andere periode en dat het spraakgedrag van de jongste sprekers aangeeft in welke richting de taal zich ontwikkelt. Voor zover mij bekend, zijn er in de context van taalverandering tot nu toe geen grootschalige perceptie-onderzoeken uitgevoerd die de schijnbare-tijdbenadering hebben gebruikt.
Door middel van een op de perceptie gebaseerd onderzoek volgens de schijnbare- tijdmethode hoop ik inzicht te krijgen in de sociale betekenis die door verschillende leeftijdsgroepen in verschillende regio's van de hedendaagse Nederlandse samenleving aan het Poldernederlands wordt gehecht. Door de verkregen gegevens te extrapoleren, zal ik vervolgens voorspellingen doen over de toekomst van deze variëteit.
Met betrekking tot de uitkomsten van het onderzoek is mijn eerste hypothese dat jongere vrouwen positiever zullen staan tegenover het Poldernederlands dan oudere vrouwen; het Poldernederlands wordt immers verondersteld een nieuwe variëteit van het Nederlands te zijn. Aangezien het Poldernederlands volgens Stroop een variëteit van het Nederlands is die niet aan een bepaalde plaats of streek gebonden is, voorzie ik hierbij geen verschillen tussen vrouwen uit verschillende gebieden in Nederland. Ten tweede verwacht ik dat een positieve houding tegenover het Poldernederlands gepaard zal gaan met een minder positieve houding tegenover het ABN, dus dat jongere vrouwen minder positief tegenover het ABN zullen staan dan oudere vrouwen. Deze veronderstelling is gebaseerd op het idee dat het Poldernederlands bij jongere vrouwen (gedeeltelijk) de rol van norm heeft overgenomen. Ten derde verwacht ik over de hele linie de minst positieve oordelen voor het Randstads en Amsterdams, aangezien deze accenten nog steeds duidelijk als substandaardvariëteiten van het Nederlands worden gezien.

2 Methode

2.1 Sprekers
De luisteraars hoorden spraak van 12 sprekers, allen vrouw. Drie van hen spraken Poldernederlands, drie Nederlands met een typisch Amsterdams accent, drie verschillende vormen van Randstedelijk Nederlands zoals gesproken in kleinere plaatsen in het westen des lands en drie ABN, d.w.z. geografisch neutraal Nederlands. Poldernederlands is de focus van deze studie en heeft ook tot de keuze van vrouwelijke sprekers geleid (zoals gezegd, zijn mannelijke sprekers van het Poldernederlands (nog) moeilijk te vinden). De andere drie accenten dienden als referentie.
Randstads en Amsterdams zijn als referentie gekozen omdat velen Poldernederlands lijken te beschouwen als 'weer zo'n Hollands accent'. Het is interessant om te onderzoeken of het Poldernederlands van regionale Randstedelijke accenten wordt onderscheiden. ABN is toegevoegd als de traditionele norm voor gesproken Nederlands in Nederland. ABN is meer een ideaal dan een werkelijkheid, aangezien maar weinig mensen het in een zuivere vorm spreken. Als mensen wordt gevraagd wie de ABN-norm in hun spraak het dichtst benaderen, zullen zij vrijwel unaniem antwoorden dat dat de nieuwslezers op de publieke omroepen zijn (Smakman & Van Bezooijen 1997). Hoewel weinig mensen zuiver ABN spreken, heeft iedere Nederlander een gedetailleerde voorstelling van de fonetische kenmerken van het ABN. Dit bleek onder meer uit een studie (Smakman & Van Bezooijen 1999) waarin vrouwelijke en mannelijke luisteraars van tussen de 18 en 82 jaar uit alle regio's van Nederland gevraagd werd een ABN-cijfer te geven voor spraakfragmenten van een groot aantal radioverslaggevers. Zelfs binnen deze homogene groep sprekers van de standaardtaal kwamen telkens dezelfde drie sprekers bovendrijven als de zuiverste representanten van het ABN.
De herkomst van de 12 sprekers in de onderhavige studie is te vinden in Figuur 1. De kaart laat zien dat de sprekers van het Poldernederlands uit verschillende regio's van Nederland afkomstig zijn: Noord-Holland, Overijssel en Gelderland. Deze sprekers zijn door Stroop geselecteerd als goede vertegenwoordigers van het Poldernederlands. Daarbij heeft de nadruk gelegen op een duidelijk hoorbare verlaagde uitspraak van de /ei/; de andere kenmerken van het Poldernederlands zoals genoemd in de inleiding zijn in wisselende mate in de samples aanwezig.
De drie sprekers met een Amsterdams accent zijn allen geboren en opgegroeid in Amsterdam. Het Amsterdamse karakter van de fragmenten blijkt ondermeer uit de palatalisering van /s/, /t/ en /n/, uit de nasalering van de klinkers (met name de /a:) en uit een 'dikke' /l/.
De drie sprekers van het Randstads komen uit kleinere plaatsen in Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht. Hun accenten waren niet identiek, maar alle duidelijk westers gekleurd. Dit bleek bijvoorbeeld uit een redelijk sterke diftongering van /e: en /o: en uit de verstemlozing van /v/ en /z/. De accenten van de Amsterdamse en Randstedelijke sprekers zijn, volgens de oordelen van mezelf en zes studenten Nederlands en Algemene Taalwetenschap, perceptief ongeveer even sterk als die van de sprekers van het Poldernederlands.

De drie ABN-sprekers tenslotte zijn afkomstig uit verschillende delen van Nederland. Ze zijn in een eerder experiment door een panel van vijf fonetici beoordeeld als (vrijwel) perfecte sprekers van het ABN, met gemiddelde scores van 6.8 of 7.0, waarbij 7.0 zuiver ABN aangeeft (Van Rie, Van Bezooijen & Vieregge 1995). De genoemde Amsterdamse kenmerken en de Poldernederlandse verlaging van de /ei/ ontbraken in deze fragmenten en de genoemde algemeen Randstedelijke kenmerken waren niet of slechts zwak aanwezig.
Volgens Stroop (1998) zijn typische sprekers van het Poldernederlands van het vrouwelijke geslacht, tussen de 25 en 45 jaar oud en hoog opgeleid. De sprekers van het Poldernederlands in het onderhavige experiment passen geheel binnen dit profiel. Dit geldt ook voor de sprekers met de andere accenten.3 Dit wil dus zeggen dat de luisteraars, op het punt van de accenten na, geconfronteerd werden met spraakfragmenten van een homogene groep vrouwelijke sprekers.


Figuur 1. De herkomst van de sprekers. Figuur 2. De herkomst van de luisteraars.


2.2 Spraak
In het luisterexperiment is gebruik gemaakt van spontane-spraakfragmenten die als inhoudelijk neutraal zijn beoordeeld. Dit betekent dat uitingen die verwezen naar de herkomst, het beroep, het karakter of de persoonlijke meningen van de sprekers zijn uitgesloten. Met behulp van een digitale golfvormeditor zijn de geselecteerde uitingen uit hun oorspronkelijke context gehaald (radio- en televisieprogramma's, sociolinguïstische interviews) en in een willekeurige volgorde achter elkaar geplaatst, gescheiden door korte pauzes van 400 ms. Deze procedure resulteerde in betekenisneutrale spraaksamples, samengesteld uit ongerelateerde uitingen en met een totale duur van ongeveer 25 sec per spreker. De spraaksamples werden in twee random volgordes geplaatst, A en B. Elk spraaksample bestond uit een aankondiging ('spreekster 1', 'spreekster 2', etc.), een pauze van 1500 ms, het spraaksample zelf, en nog eens een pauze van 3000 ms.


2.3 Luisteraars
Aangezien sekse voor het Poldernederlands een relevante factor lijkt te zijn, lag het voor de hand een vergelijking te maken tussen de reacties van mannelijke en vrouwelijke luisteraars. Gezien het feit dat ik ook leeftijd en regionale herkomst in het onderzoek wilde betrekken en ik minstens 20 proefpersonen per cel wilde hebben, betekent dit dat bij een volledig gekruist design de responsies van minstens 160 proefpersonen moesten worden verzameld. Dit is een enorme opgave en om praktische redenen heb ik daarom besloten me in eerste instantie te beperken tot alleen vrouwelijke luisteraars. De keuze voor vrouwen heeft te maken met de voortrekkersrol die hun door Stroop wordt toegekend en die ook in de eerste hypothese, waarbij voor jongere vrouwen een positievere houding tegenover het Poldernederlands wordt voorspeld dan voor oudere vrouwen, tot uiting komt. De luisteraars waren onderverdeeld naar leeftijd ('jong' en 'oud') en herkomst ('Randstad' en 'Landrand'). De combinatie van deze twee variabelen resulteert in vier luisteraargroepen: Randstad Jong, Randstad Oud, Landrand Jong en Landrand Oud.
De jongere luisteraars waren tussen de 18 en 29 jaar oud (gemiddeld 21 jaar), de oudere luisteraars waren tussen de 38 en 58 jaar oud (gemiddeld 48 jaar). De twee Randstadgroepen omvatten vrouwen die het grootste deel van hun leven in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland of Utrecht hadden gewoond. De vrouwen in de twee Landrandgroepen hadden het grootste deel van hun leven gewoond in de provincies Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg, dat wil zeggen het zuidoostelijk deel van Nederland, grenzend aan Duitsland en België. De herkomst van de luisteraars is aangegeven in Figuur 2.
Elke luisteraargroep bestond uit 20 vrouwen, zodat het totale aantal luisteraars 80 bedroeg. Het opleidingsniveau van de luisteraars was hoog, in aansluiting bij het opleidingsniveau van de sprekers. Alle jongere luisteraars en op twee na alle oudere luisteraars waren (of werden) opgeleid op universitair of hbo-niveau. Studenten Nederlands en Algemene Taalwetenschap alsmede docenten aan deze opleidingen werden uitgesloten van deelname.


2.4 Taak en procedure
De luisteraars gaven hun reacties op de spraaksamples weer op zes 7-puntschalen met aan weerszijden tegenovergestelde termen. De schalen zijn uitgekozen op grond van hun veronderstelde relevantie voor verandering in de standaardtaal. Het betrof plat - ABN, afwijkend - normaal, ouderwets - modern, lelijk - mooi, slordig- verzorgd en niets voor mij - echt iets voor mij. Binnen elk van de vier luisteraargroepen hoorde de ene helft de spraaksamples in volgorde A en de andere helft in volgorde B. De experimentele spraaksamples werden voorafgegaan door drie oefensamples, die op dezelfde manier uit inhoudelijk neutrale uitingen van vrouwen met lichte accenten waren samengesteld.


3 Resultaten

3.1 Betrouwbaarheid
Cronbach's alpha is gebruikt om de betrouwbaarheid van de oordelen vast te stellen, dat wil zeggen de mate waarin de oordelen van de luisteraars op gelijke wijze varieerden voor de 12 stimuli. Cronbach's alpha (Rietveld en Van Hout 1993:202) werd apart berekend voor de zes beoordelingsschalen, zowel voor alle luisteraars samen als apart voor de vier luisteraargroepen. De coëfficiënten zijn te vinden in Tabel 1. Als we ons in eerste instantie richten op de coëfficiënten voor de afzonderlijke groepen Randstad Jong, Randstad Oud, Landrand Jong, Landrand Oud (verder respectievelijk RJ, RO, LJ en LO genoemd), dan kan worden opgemerkt dat alle alpha's boven de .80 liggen, en verreweg de meeste zelfs boven de .90. Aangezien de maximale waarde 1.00 is, wijzen deze waarden op een zeer hoge betrouwbaarheid van de oordelen. Het betekent dat de luisteraars binnen de vier groepen duidelijke en onderling vergelijkbare onderscheidingen hebben gemaakt tussen de spraaksamples langs de zes beoordelingsdimensies, waaruit volgt dat in de verdere analyses gemiddeld kan worden over de luisteraars binnen elke luisteraargroep. De coëfficiënten voor alle luisteraars samen, die in de laatste kolom van Tabel 1 te vinden zijn, zijn nog hoger dan die voor de afzonderlijke groepen, wat erop wijst dat de vier groepen in ieder geval in grote lijnen overeenstemmen in de wijze waarop ze de spraaksamples hebben geordend.

Tabel 1. Betrouwbaarheid van de zes beoordelingsschalen, apart voor iedere luisteraargroep (N=20) en voor alle luisteraars samen (N=80). RJ=Randstad Jong, RO=Randstad Oud, LJ=Landrand Jong, LO=Landrand Oud.
Schaal RJ RO LJ LO Samen
ABN .98 .96 .97 .96 .99
Normaal .95 .94 .97 .95 .99
Modern .83 .80 .85 .91 .95
Mooi .96 .93 .95 .95 .98
Verzorgd .96 .92 .93 .92 .98
Echt iets voor mij .88 .91 .93 .92 .97



3.2 Effect van Accent van de spreker, Leeftijd van de luisteraar en Herkomst van de luisteraar
Ik kom nu bij het centrale doel van deze studie, namelijk na te gaan hoe vrouwen van verschillende leeftijden en herkomst reageren op het Poldernederlands vergeleken met andere accenten van het Nederlands. In Figuur 3 tot en met 8 zijn de relevante data afgebeeld. In deze figuren worden de gemiddelde oordelen op de zes schalen gepresenteerd zoals gegeven door de vier luisteraargroepen (Randstad Jong, Randstad Oud, Landrand Jong, Landrand Oud) voor elk van de vier accenten (ABN, Poldernederlands, Randstads en Amsterdams), gemiddeld over de drie sprekers.

De gegevens in Figuur 3 tot en met 8 hebben de basis gevormd voor een serie variantie-analyses. Door middel van deze analyses is vastgesteld in hoeverre er een systematisch effect is van de drie onafhankelijke variabelen, te weten Accent van de spreker (4 niveaus), Leeftijd van de luisteraar (2 niveaus) en Herkomst van de luisteraar (2 niveaus), op de oordelen en in hoeverre deze drie variabelen interageren. In het geval van een significant effect van de factor Accent van de spreker is er een post-hoc analyse (Tukey's HSD) uitgevoerd om nader te bepalen welke paren van accenten significant van elkaar verschillen. Zowel bij de variantie-analyses als bij de post-hoc analyses is een significantieniveau gehanteerd van 5%. De uitkomsten van de variantie-analyses zijn te vinden in Tabel 2 en die van de post-hoc analyses in Tabel 3.








Figuur 3 tot en met 8. Oordelen voor ABN, normaal, modern, mooi, verzorgd en echt iets voor mij. PN=Poldernederlands, RA=Randstads, AM=Amsterdams. RJ=Randstad Jong, RO=Randstad Oud, LJ=Landrand Jong, LO=Landrand Oud.



Tabel 2. Variantie-analyses: F-ratio's en significanties (* p<.05) voor de drie hoofdfactoren en interacties. A=Accent van de spreker, L=Leeftijd van de luisteraar, H=Herkomst van de luisteraar.
Hoofeffecten en interacties
Schaal A L H AxL AxH LxH AxLxH
ABN 122.25* 0.12 0.03 3.03* 0.66 1.09 0.13
Normaal 115.54* 1.46 2.30 4.82* 1.02 0.61 0.29
Modern 22.68* 0.02 0.67 1.37 1.97 0.74 0.26
Mooi 107.29* 0.99 3.39 6.49* 0.48 1.23 0.38
Verzorgd 160.86* 1.28 14.14* 21.80* 0.60 5.69* 3.07*
Echt ietsvoor mij 71.59* 0.81 5.23* 9.14* 1.70 15.34* 0.34


Tabel 3. Post-hoc analyses: gemiddelde oordelen per accent en subsets. PN=Poldernederlands, RA=Randstads, AM=Amsterdams.
Accent spreker
Schaal ABN PN RA AM Subsets
ABN 5.79 5.07 4.28 2.55 ABN, PN, RA, AM
Normaal 5.48 5.05 4.20 2.98 ABN, PN, RA, AM
Modern 4.75 5.18 4.49 3.82 ABN+PN, ABN+RA, AM
Mooi 5.14 4.34 3.91 2.61 ABN, PN, RA, AM
Verzorgd 5.80 4.68 4.43 3.43 ABN, PN+RA, AM
Echt ietsvoor mij 4.50 3.90 3.52 2.50 ABN, PN, RA, AM



Vooral van belang in Tabel 2 is het hoofdeffect van Accent (Maken de luisteraars in hun beoordeling een systematisch onderscheid tussen de verschillende accenten?) en de interacties tussen Accent en Leeftijd, Accent en Herkomst, en Accent, Leeftijd en Herkomst (Worden de oordelen over de verschillende accenten beïnvloed door de leeftijd of de herkomst van de luisteraars of door een combinatie van deze twee kenmerken?). De hoofdeffecten van Leeftijd en Herkomst, alsmede de interacties tussen Leeftijd en Herkomst zijn niet relevant voor het doel van deze studie en zullen verder niet worden besproken.
De uitkomsten van de variantie-analyses in Tabel 2 zijn duidelijk. Alle zes schalen leveren een significant effect op van Accent, dus in alle zes gevallen zijn er systematische verschillen in de oordelen van de luisteraars voor de verschillende accenten van de sprekers. Daarnaast is er voor alle schalen behalve modern een significante interactie tussen Accent en Leeftijd (AxL), wat wil zeggen dat de jongere luisteraars anders reageren op de accenten dan de oudere. In geen enkel geval is er een significante interactie tussen Accent en Herkomst (AxH), dus de oordelen van de luisteraars uit de Landrand verschillen niet van die van de luisteraars uit de Randstad. Tenslotte vertoont één schaal, te weten verzorgd, een significante interactie tussen Accent, Leeftijd en Herkomst.
Wat de genoemde effecten en interacties voorstellen, kan worden opgemaakt uit Tabel 3 en Figuur 3 tot en met 8. In Tabel 3 worden de gemiddelde waarden gegeven voor de vier accenten van de sprekers, alsmede de subsets waarin de accenten op grond van de post-hoc analyses kunnen worden onderverdeeld: accenten die niet significant verschillend zijn beoordeeld, zijn in één subset geplaatst en verenigd door een + teken. Bij de meeste schalen vormt ieder accent een eigen subset, maar bij de schalen modern en verzorgd worden er niet vier maar drie subsets onderscheiden: daar verschillen de oordelen voor bepaalde accenten niet significant van elkaar.

De gegevens in Figuur 3 tot en met 8 laten een genuanceerder beeld van de beoordeling zien, omdat de oordelen voor de accenten hier zijn opgeplitst naar de leeftijd en de herkomst van de luisteraars. Een vergelijking van de opgeleverde patronen, en dit kon ook al uit Tabel 2 en 3 worden opgemaakt, laat een tweedeling zien in de schalen. De patronen voor de vijf evaluatieve schalen ABN, normaal, mooi, verzorgd en echt iets voor mij (Figuren 3, 4, 6, 7 en 8) vertonen grofweg hetzelfde beeld, terwijl het patroon voor modern (Figuur 5) een duidelijk ander karakter heeft. Dezelfde tweedeling komt ook naar voren in de correlaties tussen de schalen gebaseerd op de gemiddelde oordelen over de 80 luisteraars. Alle correlaties zijn extreem hoog, boven .93, wat betekent dat de oordelen voor de schalen zeer sterk met elkaar samenhangen, behalve die waarbij de schaal modern is betrokken, waar de correlaties tussen .60 en .78 liggen. Factoranalyses bevestigden nog eens dit beeld. Die leverden voor alle vier luisteraargroepen een enkele factor op, met zeer hoge ladingen van de vijf evaluatieve schalen en een relatief lage lading van de schaal modern.
Op grond van deze gegevens heb ik besloten de verdere bespreking van de resultaten toe te spitsen op twee schalen, namelijk de relatief onafhankelijk gescoorde schaal modern (Figuur 5) en de schaal mooi (Figuur 6). Mooi wordt daarbij gezien als de meest zuiver evaluatieve schaal en daarmee als de beste representant van de vijf onderling sterk samenhangende evaluatieve schalen. Een voordeel van de keuze voor mooi is verder dat deze schaal ook in veel eerder onderzoek is gebruikt (zie voor een overzicht Van Bezooijen 1994 en in druk), waarmee nu een directe vergelijking mogelijk is.

Met betrekking tot de schaal mooi laat Tabel 2 twee significante effecten zien, namelijk een hoofdeffect van de factor Accent van de spreker en een effect van de interactie tussen Accent van de spreker en Leeftijd van de luisteraar. De aard van het hoofdeffect is nader gespecificeerd in Tabel 3. Alle vier accenten blijken een eigen subset te vormen, wat wil zeggen dat alle vier accenten op het punt van mooiheid significant verschillend zijn beoordeeld. De ABN-spraak wordt het mooist gevonden (5.14), gevolgd door het Poldernederlands (4.34), het Randstads (3.91) en het Amsterdams (2.61). De afstand tussen het als mooist beoordeelde accent, het ABN, en het als minst mooi beoordeelde accent, het Amsterdams, is aanzienlijk, het gaat om een verschil van twee-en-een-halve schaalpositie, wat erop wijst dat de luisteraars op dit punt zeer uitgesproken ideeën hebben.
Belangrijk voor het doel van dit onderzoek is de uitkomst dat de Poldernederlandse spraaksamples systematisch worden onderscheiden van de andere drie accenten, dat er op het punt van mooiheid sprake blijkt te zijn van een afzonderlijk accent. En niet alleen op het punt van mooiheid, hetzelfde geldt voor de schalen ABN, normaal en echt iets voor mij (zie Tabel 3). Er is maar één plaats waar de oordelen voor het Poldernederlands samenvallen met die voor een ander accent, namelijk bij de schaal verzorgd. Daar verschillen de oordelen voor het Poldernederlands (4.68) niet van de oordelen voor het Randstads (4.43) (maar wel van die voor het ABN (5.80) en het Amsterdams (3.43)).
In Tabel 2 is te zien dat de herkomst van de luisteraars er bij de beoordeling van mooi niet toe doet, want de interactie tussen Accent van de spreker en Herkomst van de luisteraar is niet significant. Dit betekent dat in Figuur 6 de verschillen tussen de gevulde symbolen (luisteraars uit de Randstad) en open symbolen (luisteraars uit de Landrand) kunnen worden genegeerd.

Wel kan uit Tabel 2 worden opgemaakt dat in de beoordeling van mooiheid de leeftijd van de luisteraars een rol speelt. De interactie tussen Accent van de spreker en de Leeftijd van de luisteraar is immers significant. Als we ons in Figuur 6 concentreren op de verschillen tussen de ronde symbolen (jongere luisteraars) en vierkante symbolen (oudere luisteraars), valt vooral het systematische verschil in beoordeling op van het Poldernederlands: de jongere luisteraars geven aanzienlijk hogere mooiheidsscores dan de oudere luisteraars. Dit effect is ook (en soms nog sterker) aanwezig in de oordelen voor de andere evaluatieve schalen: de jongere luisteraars geven het Poldernederlands hogere scores voor ABN, normaal, verzorgd en echt iets voor mij dan de oudere luisteraars.
Wat verder opvalt in Figuur 6 is dat zich in de beoordeling van de ABN-samples het omgekeerde voordoet, deze worden juist door de oudere luisteraars mooier gevonden dan door de jongere. Een soortgelijk verschil van smaak is zichtbaar in de beoordeling van echt iets voor mij, ook daar spreken de oudere vrouwen een sterkere persoonlijke voorkeur uit voor een ABN-accent dan de jongere. Bij de meer objectieve schalen ABN, normaal en verzorgd is er geen verschil in de oordelen van de jongere en oudere luisteraars, daar vallen hun meningen samen.

De oordelen voor modern vertonen een geheel ander beeld dan die voor mooi en de andere evaluatieve schalen. Van alle schalen had modern de laagste betrouwbaarheid en de laagste correlaties met de andere schalen. In Figuur 5 is te zien waar dit door veroorzaakt wordt. De lage betrouwbaarheid is waarschijnlijk voor een groot deel te wijten aan een gebrek aan differentiatie tussen de vier accenten; bij de beoordeling van modern is een aanzienlijk kleiner deel van de schaal gebruikt dan bij de andere schalen. Ook de relatief lage correlatie kan hier voor een deel door zijn veroorzaakt. Daarnaast valt op dat de rangorde bij modern anders is dan bij de andere schalen. Terwijl de ABN-samples bij de evaluatieve schalen altijd de hoogste score kregen, dus als het meest ABN, normaal, mooi, verzorgd en echt iets voor mij werden gezien, wordt de eerste positie bij modern ingenomen door het Poldernederlands. Het Poldernederlands wordt door drie van de vier luisteraargroepen als moderner beoordeeld dan het ABN. Het verschil tussen de Poldernederlandse en ABN-samples is net niet significant bij het gehanteerde criterium van 5%, maar komt heel dicht in de buurt (p = .07), zodat kan worden gesproken van een tendens. Wel significant is het verschil tussen het Poldernederlands en het Randstads en Amsterdams; de twee laatste accenten worden als relatief ouderwets gezien.


4 Discussie


Het hoofddoel van deze studie is te bepalen of het Poldernederlands zoals omschreven door Stroop (1998) door taalkundig naïeve vrouwen van verschillende leeftijden en herkomst wordt onderscheiden van andere accenten van het Nederlands en zo ja, langs welke evaluatieve dimensies. Ik heb daarbij de hypothese geformuleerd dat jongere vrouwen positiever zouden staan tegenover het Poldernederlands dan oudere vrouwen en dat hun regionale herkomst daarbij geen rol zou spelen. Bovendien heb ik voorspeld dat deze relatief positieve houding tegenover het Poldernederlands gepaard zou gaan met een relatief negatieve houding tegenover het ABN. Tenslotte heb ik de verwachting uitgesproken dat Randstedelijk en Amsterdams gekleurd Nederlands minder positieve evaluaties zouden oproepen dan Poldernederlands en ABN.
We zullen eerst het eerste deel van de onderzoeksvraag bekijken, namelijk of er aanwijzingen zijn dat Poldernederlands door 'gewone' mensen als een apart accent van het Nederlands wordt gezien. Een antwoord op deze vraag kan het beste worden gezocht in de resultaten van de post-hoc analyses, die tonen welke accenten significant verschillende beoordelingen hebben gekregen. De uitkomsten zijn duidelijk: in vier gevallen, namelijk ABN, normaal, mooi en echt iets voor mij, heeft het Poldernederlands oordelen opgeleverd die significant verschillen van die voor de drie andere accenten. Bij de schaal verzorgd wordt het Poldernederlands wel onderscheiden van het ABN en Amsterdams, alleen niet van het Randstads, terwijl bij de schaal modern het Poldernederlands wel wordt onderscheiden van het Randstads en Amsterdams maar niet van het ABN. Deze uitkomsten wijzen onbetwistbaar op een aparte status van het Poldernederlandse accent. De eerste onderzoeksvraag kan dus met een volmondig ja worden beantwoord: het Poldernederlands wordt door taalkundig naïeve luisteraars als een aparte variëteit van het Nederlands gezien, onderscheiden van het ABN, Randstads en Amsterdams.
Dan kan nu worden overgegaan tot het tweede deel van de onderzoeksvraag, namelijk in welke opzichten de reacties van de luisteraars voor het Poldernederlands verschillen van die voor de andere accenten. Ik neem hierbij de hypotheses die in de inleiding zijn geformuleerd als uitgangspunt en beperk me in eerste instantie tot de vijf schalen met een duidelijk evaluatieve betekenis (de schaal modern wordt dus even buiten beschouwing gelaten).
De eerste hypothese was dat jongere vrouwen positiever zouden staan tegenover het Poldernederlands dan oudere vrouwen. Dit leeftijdseffect wordt voor alle schalen bevestigd, dus vergeleken met de oudere luisteraars vinden de jongere luisteraars het Poldernederlands in hogere mate ABN, normaal, mooi, verzorgd en echt iets voor mij. Zoals voorspeld is het effect even groot in de Landrand als in de Randstad, regionale herkomst speelt geen rol.
De tweede hypothese was dat de meer positieve houding tegenover het Poldernederlands bij de jongere vrouwen gepaard zou gaan met een minder positieve houding tegenover het ABN. Deze hypothese wordt bevestigd voor de schalen die het sterkst een beroep doen op een persoonlijke mening, namelijk mooi en echt iets voor mij, waar de jongere vrouwen inderdaad lagere scores gaven voor de ABN-fragmenten dan de oudere vrouwen. Een dergelijk leeftijdgebonden verschil wordt niet aangetroffen in de oordelen voor de drie wat minder subjectief gekleurde schalen: de ABN-fragmenten worden door de jongere en oudere luisteraars gezien als even ABN, normaal en verzorgd.

Het Randstads en Amsterdams lijken geen deel te hebben aan de taalattitudinele veranderingen. Er zijn hier geen systematische leeftijdgebonden verschillen in de oordelen. Het Amsterdamse accent krijgt op alle schalen de laagste score, significant verschillend van de oordelen voor de drie andere accenten. Dus het Amsterdams wordt als het minst ABN, normaal, modern, mooi, verzorgd en echt iets voor mij gezien. Het Randstads krijgt op alle schalen significant hogere scores dan het Amsterdams, maar in bijna alle gevallen significant lagere scores dan het ABN en Poldernederlands. Alleen op de schaal modern vormt het Randstads een cluster samen met het ABN en op de schaal verzorgd samen met het Poldernederlands. Hiermee is dus ook de derde hypothese bevestigd.
We komen nu aan het laatste punt van de onderzoeksvraag, namelijk welke conclusies uit de resultaten kunnen worden getrokken met betrekking tot de toekomst van het Poldernederlands in de Nederlandse maatschappij vergeleken met andere accenten van het Nederlands. Het feit dat jongere vrouwen, zowel in de Randstad als in de Landrand, positiever staan tegenover het Poldernederlands dan oudere vrouwen en tegelijkertijd minder positief tegenover het ABN lijkt te wijzen op een verandering in de voorkeur van vrouwen tegenover verschillende accenten van het Nederlands, dus op een mogelijke verandering in de uitspraaknormen. Het Poldernederlands, met zijn karakteristieke uitspraak van vooral de tweeklanken, lijkt terrein te winnen en het traditionele ABN terrein te verliezen. De luisteraars lijken zich bewust te zijn van de taalverandering die aan de gang is. Dit kan worden geconcludeerd uit de oordelen op de schaal modern. Dit is de enige schaal waar het Poldernederlands een hogere score heeft gekregen dan het ABN.
Kortom, als de schijnbare-tijddata uit het huidige luisterexperiment worden geëxtrapoleerd van het perceptiedomein naar de werkelijke tijd in het productiedomein, zou voor het ABN een sombere en voor het Poldernederlands een rooskleurige toekomst kunnen worden voorspeld, niet alleen in het westen van het land maar ook in het zuidoosten (en waarschijnlijk andere delen) van het land. Het Poldernederlands lijkt in dit opzicht een speciale status te hebben, want de wisselwerking die bij de jongere vrouwen wordt geconstateerd tussen het Poldernederlands en het ABN doet zich niet voor bij de westelijke accenten van kleinere plaatsen (het Randstads) en het Amsterdams.
Deze voorspelling geldt vooralsnog alleen voor vrouwen, aangezien in dit onderzoek alleen de meningen van vrouwelijke luisteraars zijn onderzocht. Nader onderzoek naar de meningen van mannelijke luisteraars ligt voor de hand. De vraag is of ook jongere mannen positiever staan tegenover het Poldernederlands dan oudere mannen en hoe de attitudes van mannen zich verhouden tot die van vrouwen. Ik hoop binnenkort over deze vragen te kunnen rapporteren.
Natuurlijk ligt het uiteindelijke bewijs voor de validiteit van de voorspellingen over de positie van het Poldernederlands en ABN in de toekomst en zullen ter controle grootschalige productiestudies moeten worden uitgevoerd in de werkelijke tijd. Dat wil zeggen dat er nu en zeg over vijf jaar vergelijkbare data moeten worden verzameld en beschreven van cohorten vrouwen en mannen van verschillende leeftijd, herkomst en sociale klasse. Pas dan zullen we zeker in welke richting het Standaardnederlands zich ontwikkelt.


Verantwoording

Ik wil graag Christiane Custers, Loulou Edelman, Loes Krebbers, Suzan Kroezen, Wieteke Meessen en Rachel Visschers bedanken voor hun enthousiaste hulp bij het vervaardigen van de spraakfragmenten en bij het zoeken van geschikte luisteraars. Ik dank Jan Stroop voor het verstrekken van spraakfragmenten van het Poldernederlands en Amsterdams. En tenslotte dank ik Rob van den Berg voor zijn hulp bij de dataverwerking en -presentatie.


Bibliografie
  • Bezooijen, R. van (1994). Aesthetic evaluation of Dutch language varieties. Language and Communication 14, 253-263.
  • Bezooijen, R. van (in druk). Aesthetic evaluation of Dutch. Comparisons across dialects, accents, and languages. In: D.R. Preston en D. Long (eds.), Handbook of Perceptual Dialectology II. Amsterdam: John Benjamins.
  • Brouwer, D. (1989). Gender variation in Dutch. Dordrecht - Holland/Providence - USA: Foris.
  • Hout, R. van (1989). De structuur van taalvariatie. Een sociolinguïstisch onderzoek naar het stadsdialect van Nijmegen. Dissertatie Katholieke Universiteit Nijmegen.
  • Labov, W. (1966). The social stratification of English in New York City.Washington, DC: Center for Applied Linguistics.
  • Reker, S. (1993). AHA. Radioprogramma op Radio Noord, 5 september.
  • Rie, J. van, Bezooijen, R. van & W.H. Vieregge (1995). Het Standaard-Nederlands: een verkennend empirisch onderzoek. Artikelen Tweede Sociolinguistische Conferentie, Lunteren, 491-505.
  • Rietveld, T. & R. van Hout (1993). Statistical techniques for the study of language and language behaviour. Berlin/New York: Mouton de Gruyter.
  • Smakman, D. & R. van Bezooijen (1997). Een verkenning van populaire ideeën over de standaardtaal in Nederland. Taal en Tongval Themanummer 10, 126-139.
  • Smakman, D. & R. van Bezooijen (1999). De uitspraak van het Standaardnederlands in Nederland. Een evaluatief en descriptief onderzoek. Artikelen Derde Sociolinguistische Conferentie, Lunteren, 367-378.
  • Stroop, J. (1998). Poldernederlands. Waardoor het ABN verdwijnt. Amsterdam: Bert Bakker.
  • Trudgill, P. (1974). The social differentiation of English in Norwich. Cambridge: Cambridge University Press.
  • Velde, H. van de (1996). Variatie en verandering in het gesproken Standaard-Nederlands (1935-1993). Dissertatie Katholieke Universiteit Nijmegen.

Noten:

1 Algemene Taalwetenschap en Dialectologie, Katholieke Universiteit Nijmegen, Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen, e-mail: r.v.bezooijen@let.kun.nl

2 De transcripties zijn gemaakt door Loulou Edelman, die een uitgebreide cursus in transcriptie heeft gevolgd.