Klikspaan was het pseudoniem van J. Kneppelhout, geboren te Leiden
in 1814. Volgens de encyclopedie van Nederlandse en Vlaamse auteurs
stamde hij uit een aanzienlijke familie. Hij studeerde rechten in
Leiden maar deed geen examens. Later woonde hij op een landgoed
bij Oosterbeek. Blijkbaar is hij als student mislukt. Nadien is
hij trouwens ook als schrijver mislukt, want bijna alles wat hij
schreef, is snel vergeten of zelfs nooit gelezen. Terecht, als ik
mijn encyclopedie mag geloven. Alleen zijn boek 'Studenten-typen'
is beroemd.
Zonder de 'Studenten-typen' zou Klikspaan totaal vergeten zijn.
Maar dit boek van 1841 is dan ook kostelijk. Als u het nog steeds
niet gelezen hebt, is er maar één wijze raad: ga onmiddellijk naar
boekhandel of bibliotheek en koop, leen of lees ter plekke dit prachtboek.
Klikspaan wist waarover hij schreef. Hij kende het studentenleven
door en door, want hij zal wel niet voor niks zelf als student mislukt
zijn. Ik zal er niets over vertellen, anders is de lol eraf als
u het zometeen zelf gaat lezen. Alleen het volgende.
De studentenwereld anno 1841 is een mannenwereld. Dames, meisjes,
vrouwen studeren niet. Wat niet wil zeggen dat er geen vrouwen in
het boek voorkomen. O ja. Vooral dienstmaagden zijn goed vertegenwoordigd.
Leidse dienstmaagden, die zonder uitzondering plat Leids spreken.
Zo is er een die zegt: "Ik weit niet of Meheer al bai de hand is.
'K Ga 'r is kaiken". En dezelfde schone een bladzijde verder: "Meheer
van Breideroude laat vragen om de boeken van het laais-gezilschop",
en: "Kom maar bouven", en: "Meheer komt zou". Een andere zegt: "Laast
zat werendig de juffrouw benaiden te hoilen, zou as Meheir dat lieve
beissie met zijne rotting sloeg". Weer een ander horen we zeggen:
"Minsch, heirejei, is dat schrikken! Heb ik nou van mijn laiven!
Gossie maine!".
Als geboren en getogen Leienaar komt dit alles mij heel bekend
voor. Er is in meer dan 150 jaar veel veranderd, maar nauwelijks
in de taal der Leidse maagden. Er zijn misschien weinig maagden
meer, en nog minder dienstmaagden, en de woorden 'rotting' en 'werendig'
worden niet meer gehoord, maar de overige klanken zijn nog springlevend.
Ik zou hierover niet schrijven als niet sinds enkele maanden de
taalkundige Jan Stroop stad en land afreist om ons ervan te overtuigen
dat het Poldernederlands in opmars is. Een paar weken geleden heb
ik daarover al eens wat verteld. Stroop ziet het somber in voor
de Nederlandse standaardtaal. Bijna alle lange klinkers en tweeklanken
wijken van hun vertrouwde plaats en worden anders uitgesproken.
Vooral succesvolle jonge vrouwen doen het. Bij hen klinkt 'beetje'
als 'beitje', 'tijd' wordt 'taaid', 'boot' wordt 'baut' en 'koud'
wordt 'kaauwd'. Op de Nederlandse radio en televisie is deze nieuwe
uitspraak dagelijks te horen. Wat Stroop hoort, hoor ik ook. En
ik vind het ook nogal plat klinken, net als hij. Maar ik ben het
niet met hem eens dat het de standaardtaal ondergraaft. Die mening
kun je alleen maar verdedigen als je vindt dat de standaardtaal
niet mag veranderen van de toestand die ze bereikt had toen je zelf
tien was. Een begrijpelijk standpunt, een menselijk standpunt, al
te menselijk zelfs, het is universeel het standpunt van elke oudere
generaties, al duizenden jaren steeds opnieuw.
Hoe dit verder ook zij, het gaat me nu om iets anders. Namelijk
dat we nagenoeg dezelfde klanken als die Stroop en iedereen op de
Nederlandse televisie horen kan, ook al tegenkomen bij de diensmaagden
van Klikspaan in 1841. Dat lijkt me een krantenkop waard: 'Leidse
maagden 1841 spreken poldernederlands'. Of: 'Poldernederlands 150
jaar ouder dan gedacht'. Alleen is het anno 1841 heel plat, want
Klikspaan heeft weinig op met het diensmaagden-Nederlands; dat is
duidelijk. De dienstmaagden, ofschoon sommigen ontegenzeglijk iets
aantrekkelijks hebben, vormen toch een mensensoort dat onvergelijkbaar
veel lager staat dan de heren studenten. Momenteel is het echter
bon ton om zo in 't openbaar te spreken. Er verandert dus wel degelijk
iets. De dames komen sterk terug.
Overigens zijn er kleine verschillen. Klikspaan laat zijn maagden
'weit' voor 'weet' zeggen, 'meheir' voor 'meheer' en 'Breideroude'
voor 'Brederode' (en dat is Algemeen Beschaafd Poldernederlands),
maar ook 'laais-gezilschop', 'laiven' en 'benaiden', en daar zou
je dan 'leis-gezilschop', 'leiven' en 'beneiden' verwachten. 'Kaiken'
('kijken'), en 'zou' (zo) en 'bouven' (boven) zijn weer geheel volgens
het poldermodel.
Ik weet niet hoe dat komt. Misschien was Klikspaan wel een slordig
mens. En zeker was hij geen taalkundige. Als 't zo is, allebei erg
jammer.
|