Jan Stroop - afdeling Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 'gepolder in de glazen' in Onze Taal, 69 ste jaargang februari/maart 2000

Gepolder in de glazen
Hoe het poldermodel het Nederlands verandert

Bij steeds meer mensen rijmt mountainbikejes op kinderlijkjes en klinkt huis als house: de ei, ui en ou worden hoe langer hoe meer uitgesproken als [aai], [au] en aau]. Hoe komt dat? En hoe komt het dat het vooral door vrouwen wordt gedaan? Jan Stroop over een opmerkelijke recente uitspraakverandering: het Poldernederlands.

Wie zich boos maakt over leenwoorden in het Nederlands, krijgt gemakkelijk de handen op elkaar. Een taalkundige vindt dat vreemd, want woorden gaan en komen en hebben met de systematiek van een taal weinig te maken. Het lijkt wel of de belangstelling voor taal in Nederland groot is, maar dat is voor een groot deel schijn. Boeken over woorden, liever nog over woordjes, worden massaal gekocht, maar boeken over hoe een taal in elkaar zit belanden vaak binnen een half jaar in de ramsj.

Geen zorg voor spraak
Zo steekt ook de buitenproportionele aandacht voor spelling, die aan fascinatie grenst, scherp af bij het gebrek aan interesse als het gaat om het correct spreken van het Nederlands. Let maar op: wie `ze word' schrijft, wordt uitgelachen of wordt niet aangenomen, maar wie [volgens maai] zegt en [aaigenlijk], wordt presentatrice bij Radio 1. Waarom wel die angstige aandacht voor de schriftelijke neerslag van spraak, maar geen zorg voor de spraak zelf, het ABN?
Doordat de overheid maar ook het onderwijs het in dit opzicht af laten weten, heeft het ABN zijn status verloren. Dat blijkt overduidelijk uit het feit dat er nooit een discussie over gevoerd wordt, terwijl het iedereen die kan luisteren, opvalt dat er met het Nederlands iets aan de hand is. Voorzover de betrokkenen dat al in de gaten hebben, doen ze er het zwijgen toe. Maak je ze erop attent, dan is het antwoord: taal verandert toch altijd. Dit antwoord getuigt om verschillende redenen van weinig benul. Om te beginnen bedoelt men met `De taal verandert' steevast dat er nieuwe woorden bij komen, terwijl het karakter van het ABN niet door woorden bepaald wordt, maar door zijn klanken, in het bijzonder door de uitspraak van de klinkers. Opmerkelijk is verder dat de vergoelijkers weer wél op hun achterste benen staan als de spelling gewijzigd wordt (dat is dan overigens meestal terecht). En ten slotte, vergeleken bij de uitspraakveranderingen die nu plaatsvinden, kunnen die uit het verleden futiel genoemd worden.

Surrogaat-ABN
Doordat het ABN, in de zin van norm en voorbeeld, nergens nog gepropageerd, geëist of onderwezen wordt, zullen we over 25 jaar nergens meer Nederlands horen zoals de presentatrice van de congresdag van Onze Taal, Letty Kosterman, het spreekt. Er is intussen zoveel ruimte ontstaan voor allerlei soorten Nederlands dat sommige ervan gewoon onverstaanbaar mogen zijn. Als ik een liedje van Matilde Santing hoor, weet ik pas als ik na afloop de titel verneem of het in het Nederlands was. Je zult maar buitenlander zijn en van de overheid Nederlands moeten leren. Het hangt volledig van de toevallige docent af wat het worden zal, en als je steeds andere docenten hoort, wordt het niks. Vergelijk de situatie maar met die van een Nederlander die in verschillende delen van Frankrijk Frans probeert te spreken.
Van alle soorten Nederlands is er één die van deze regelloze situatie het meest profiteert. Het is een soort surrogaat-ABN, dat de plaats van het oude ABN gaat innemen. Ik heb het `Poldernederlands' genoemd, omdat de opkomst ervan gekoppeld lijkt te zijn aan de economische bloei die Nederland de laatste decennia doormaakt dankzij het poldermodel. Het opvallendste kenmerk ervan is de uitspraak van de tweeklanken ei, ui en ou (hoe ook gespeld). Ten opzichte van de uitspraak in het ABN worden ze in het Poldernederlands met een wijdere mond gesproken. Ze klinken dan ongeveer als [aai], [au] en [aau]. De klinkerdriehoek beeldt die verandering uit: de pijlen geven aan dat de bewuste spraakklanken naar omlaag gaan, doordat de onderkaak verlaagd wordt en de mondopening wijder wordt. Vaak volgt dan weer een reactie van hogere klinkers die de vrijgekomen ruimte benutten door op hun beurt naar omlaag te gaan.

Luister en vergelijk
Dat het Poldernederlands in opmars is en dat daarbij vrouwen vooroplopen, kan iedereen vaststellen die kritisch luistert, bijvoorbeeld naar het Radio 1-Journaal, en dan vooral naar de verslaggeefsters. Vergelijk ook de spraak van de nieuwe lichting vrouwelijke Tweede-Kamerleden met die van hun mannelijke leeftijdgenoten. Luister naar wetenschappers en academici die geïnterviewd worden in radioprogramma's als de Tros-nieuwsshow (zaterdagochtend) of OVT (zondagochtend), of in de praatprogramma's overdag op Radio 1 en 5. Vergelijk de mannelijke verkeersberichters met hun vrouwelijke collega's en neem dan ook het weer maar even mee. Luister ook eens naar de opvolgster in `Vroege Vogels' (Radio 1, zondag van 8.00 tot 10.00 uur) van Letty Kosterman, de presentatrice van het congres van Onze Taal en naar de voorzitters van de PvdA en Groen Links of hun `onderwijsspecialisten'.
Het sterkst valt het verschil tussen mannen en vrouwen op binnen het gezin. Dochters (twintigers en dertigers) in het hogere-middenklassegezin spreken Poldernederlands, de zoons niet. Het verschil tussen man en vrouw wordt overigens geringer bij jongere sprekers. Kinderen uit de Randstad die jonger zijn dan tien jaar, doen het allemaal. Hoe hun ouders ook proberen het `taai' te keren het is vechten tegen de `bierkei'. Bij hun kinderen rijmt mountainbikejes op kinderlijkjes, niet andersom zoals in het Haags ([kinderlèèkjes]-[mountainbèèkjes])!

Te lelijk
Er zijn twee vragen te stellen in verband met de opkomst van het Poldernederlands. De eerste is: waarom gebeurt het? De tweede is: waardoor lopen vrouwen voorop?
De eerste vraag moet eigenlijk luiden: waardoor gebeurt het nu pas? Want verlaging van de tweeklanken is een proces dat in de naburige talen Engels en Duits, maar ook in de Nederlandse dialecten, begonnen is omstreeks 1500. Het is een zogenoemde natuurlijke verandering; verlaging van de kaak (waardoor [ei] tot [aai] wordt) vergemakkelijkt de articulatie en maakt de tweeklank ook nog eens beter hoorbaar (luider). Het vreemde is juist dat deze ontwikkeling in het ABN zich drie eeuwen lang níét heeft doorgezet. Daar is een opmerkelijke oorzaak voor aan te wijzen. In de discussies rondom de vorming van een algemene omgangstaal, eind 16de eeuw en later, kwam ook de keuze tussen [aai] en [ei] aan de orde. Beide varianten bestonden: [aai] als uitspraak van de ei: [klaain], [ei] als uitspraak van de ij, de lange ij, in fijn, enzovoort. De taal- en letterkundigen die er zich in die periode mee bezighielden, kwamen tot de slotsom dat de [aai] te lelijk was. Nu is het verbazingwekkende dat hun standpunt niet alleen in hun eigen tijd werd overgenomen, maar dat het tot in de jaren 1960-1970 geëerbiedigd werd.
Wat er in laatstgenoemde periode in onze maatschappij gebeurd is, is bekend: normen en regels werden gewogen, tegen het licht gehouden en vaak gewoon overboord gezet. Dat heeft ook gevolgen gehad voor de regels die de taal aangaan. Spellingregels werden genegeerd en uitspraaknormen werden opgerekt of uitgerekt. Vreemd is dat de spelling tegenwoordig weer wel zijn oude positie heeft heroverd, zie de oplage van het Groene Boekje, maar dat het ABN zijn belangrijke plaats definitief kwijtgeraakt is.


Emancipatiegedrag
Een andere vraag is of we dat laatste moeten betreuren. Als taalkundige kan ik er alleen maar positief over zijn, want wat is er mooier dan een taalverandering te kunnen onderzoeken die zich op dit moment aan het voltrekken is. Maar opgegroeid met het ABN en opgevoed met een subjectief gevoel voor mooie en lelijke spraak als ik ben, stemt het verdwijnen van het ABN mij enigszins treurig. Het heeft te maken met gevoel voor goede manieren en omgangsvormen. Ik kan het ook niet los zien van andere wijzigingen in het gedrag van mensen ten opzichte van elkaar.
Dan de tweede vraag. Waardoor gaan vrouwen voorop? Ik vertel u geen nieuws als ik vaststel dat vrouwen sinds de jaren zeventig meer dan mannen profiteren van de verworven vrijheid, vanwege de achterstand die ze op veel terreinen toen nog hadden. Het verschil in gedrag tussen vrouwen van verschillende generaties is vandaag de dag groter dan dat tussen mannen van verschillende generaties. Dat is bijvoorbeeld goed te zien aan hun rookgedrag. Uit CBS-cijfers blijkt dat het rook- en drinkgedrag van vrouwen steeds meer op dat van mannen gaat lijken, maar dat geldt vooral bij de jongere generaties. Het aantal rokende mannen is afgenomen, dat van vrouwen is toegenomen. Door hun veranderd gedrag zijn vrouwen in de jaren 1980 en 1990 ongezonder geworden. Het CBS noemt dat een nadelig gevolg van de voortschrijdende emancipatie (de Volkskrant 25 augustus 1998).

Verwijdering van de ABN-norm
Hoewel het spreken van Poldernederlands niet iets is waarvoor je naar de dokter moet, zelfs niet naar een psychiater, heeft de opkomst ervan toch alles met die emancipatie te maken. Vrouwen spraken voorheen gemiddeld `netter', meer ABN, dan mannen. Volgens sociolinguïsten was dat omdat taal voor vrouwen een van de weinige middelen was om zich te onderscheiden of om status te verwerven. Aan die situatie is nu definitief een einde gekomen. Vrouwen hebben nu andere mogelijkheden, zoals werk, aandelen, auto, enzovoort, waardoor de taal zijn oude functie kwijtgeraakt is.
De verandering die we nu in de spraak van vooral jongere vrouwen waarnemen, betekent een verwijdering van de ABN-norm. Het is een reactie in de ware zin des woords: eerst moest je netjes praten en nu blijkt dat het nergens voor nodig is. Dus weg ermee. Maar het is mogelijk dat die verandering nog veel directer met de emancipatie te maken heeft en dat die voortkomt uit de behoefte zich te onderscheiden van mannen. Ook is het waarschijnlijk dat de vrouwelijke reactie zich voor het grootste deel onbewust voltrokken heeft. Dat gaan we allemaal nog uitzoeken.


Over het Poldernederlands schreef Jan Stroop een boekje, Poldernederlands. Waardoor het ABN verdwijnt. Amsterdam, Bert Bakker, 1998.



Article published on the WWW: juli 2000
j.stroop@hum.uva.nl