gepubliceerd in NRC-Handelsblad, zaterdag 20 januari 2007
Er bestaat in Nederland een rare tweeslachtige houding tegenover de spelling. Aan de ene kant is er fascinatie voor spelling, zoals die bijvoorbeeld blijkt uit de populariteit van het Nationaal Dictee, maar ook uit de stortvloed van ingezonden brieven als er weer eens iets is met de spelling, zoals nu. Aan de andere kant demonstreert het onderwijs een totaal gebrek aan serieuze aandacht voor de spelling. Wie niet zelf de gevolgen daarvan dagelijks ervaart, weet het nu dankzij o.a. dat recente onderzoek onder Rotterdamse studenten.
Er wordt nu in veel ingezonden brieven beschuldigend gewezen naar het onderwijs. Toch is dat op het eerste gezicht vreemd, want kijk eens naar de Kerndoelen basisonderwijs die door ‘t Ministerie van Onderwijs in 2006 zijn vastgesteld. Kerndoel 8 luidt: “De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur.” Hoe typisch dit onderwijskunstige proza ook is, spelling wordt er wel in genoemd, hoewel nogal terloops. Beter is Kerndoel 11 want daar staat expliciet o.a.: “De leerlingen kennen: regels voor het spellen van werkwoorden” (bedoeld is natuurlijk werkwoordsvormen). Ook in de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs wordt spelling genoemd, maar daarna is het afgelopen.
De werkelijke oorzaak van de manco’s bij het spellen moeten we zoeken in de laat-maar-waaien-mentaliteit die al sinds decennia in het onderwijs heerst. Een praktijk van vergoelijken, cijfers bijstellen en startpunten geven. Pamperen in plaats van peperen. Het Ministerie van Onderwijs blijkt blind te zijn voor de gevolgen daarvan, anders zou het niet verder gaan met maar steeds meer zelfstandigheid geven aan de scholen. In de inleiding van het Kerndoelenboekje schrijft Minister Van der Hoeven: “Ik vind het belangrijk dat scholen de ruimte krijgen om eigen keuzes te maken, keuzes die passen bij de school en de omgeving van die school. De nieuwe kerndoelen sluiten daar goed op aan. Scholen krijgen zo de ruimte om keuzes te maken die passen bij het eigen profiel.”
Waar al dat ‘gekeus’ toe leidt, is niet moeilijk te raden; lees anders de kranten maar. De meeste scholen kiezen voor een praktijk die niet in =t belang van de leerlingen is. het Is toch een grof schandaal dat scholen zodanige ‘keuzes maken’ dat hun afgestudeerden niet kunnen aansluiten bij het vervolgonderwijs, overigens niet alleen door dat slechte spellen.
In dit opzicht is Nederland koploper: wij zijn het enige land ter wereld waar scholieren en studenten smeken om meer gedegen onderwijs te krijgen, van docenten die weten waar ze over praten en die dat met enthousiasme doen. Een land met zulke gemotiveerde scholieren zou toch het kenniscentrum van de wereld moeten kunnen worden, zou je zeggen.
Van alle tekortkomingen in het onderwijs als gevolg van ‘slimme’ keuzes, springt die op het gebied van de spelling het meest in het oog. Die heeft ook vaak directe pijnlijke gevolgen. Een sollicitatiebrief met spelfouten verdwijnt in de prullemand. Een betoog met spelfouten verliest veel van zijn kracht. Een scholier die slecht spelt wordt uitgelachen, al is het niet zijn schuld. Slecht spellen wordt ook maatschappelijk niet aanvaard, dat maken alle reacties op het rapport wel duidelijk. Een Overheid die toelaat dat zijn jonge mensen zo worden gedupeerd, is asociaal.