Veel ouderen kunnen niet verstaan wat jongeren zeggen. Dat komt doordat het spreken in Nederland van hoog tot laag steeds diverser wordt. Volgens taalkundige Jan Stroop is het tijd voor actie: “Maak het spreken van ABN tot verplicht onderdeel van het onderwijs op elk niveau, van crèche tot universiteit.”
Het ABN: onmisbare spreeknorm en decoder
Uniforme uitspraak als redmiddel van de communicatie
in Onze Taal 76e jaargang, nummer 10, blz.264-266.
De komst van een nieuw kabinet en de vernieuwing van de Tweede Kamer is voor politici en journalisten een belangrijke gebeurtenis. Maar sinds de wisseling van de wacht in februari er ook voor taalkundigen heel wat te beleven. Nooit eerder zijn er in de Tweede Kamer zo veel soorten Nederlands te horen geweest als nu. Zo is het aantal ministers en staatssecretarissen dat Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) spreekt, enorm afgenomen. Luister bijvoorbeeld naar het Poldernederlands minister Vogelaar, minister Bos, staatssecretaris Dijksma, naar het Limburgse accent van de ministers Van der Hoeven, Eurlings en Verhagen. Maar leen ook het oor eens aan PvdA-fractievoorzitter Tichelaar, oud-voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, wiens de spraak de heftigste vorm van Poldernederlands vertegenwoordigt, die ik ken.
Voorbeeldig
Zeker de helft van de nieuwe leden van de Tweede Kamer spreekt geen ABN, hoogstens Poldernederlands, het nieuwe sub-ABN, met zijn ‘verlaagde’ tweeklanken: ‘Waauter’, ‘vraauwen’, ‘regenbaaien’, ‘altaaid’, ‘dichtbaai’. Een van de weinige bewindslieden die door de ABN-beugel kunnen, is staatssecretaris Aboutaleb. Hij spreekt beter Nederlands (nagenoeg ABN) dan zijn collega’s met één paspoort en zeker beter dan het Kamerlid Wilders. Aboutaleb heeft zijn Nederlands kennelijk geleerd in het besef of de veronderstelling dat voor een vreemdeling die optimaal wil integreren de beheersing van de officiële voertaal niet voorbeeldig genoeg kan zijn. Wat hij op dit gebied door eigen inspanning bereikt heeft, is bewonderenswaardig.
$Terwijl iedereen een uniforme spelling de normaalste zaak of zelfs noodzaak vindt, interesseert het niemand dat het spreken in Nederland van hoog tot laag steeds diverser wordt, terwijl dat toch serieuze consequenties heeft. Een brief met spelfouten is altijd nog heel goed te begrijpen, maar wie niet verstaan wordt doordat zijn spraak te veel afwijkt van de norm, heeft echt een probleem. En die onverstaanbaarheid komt steeds vaker voor.
$Bijna dagelijks wordt een mens opgebeld door lieden die iets willen verkopen, een bijdrage willen voor een goed doel of je een nieuwe hypotheek willen aanpraten – tenminste, dat neem ik aan. Want meestal versta ik niet waar het over gaat. Ook op straat word ik aangesproken door actievoerende jongeren, aan wie ik moet vragen de boodschap te herhalen. In zo’n geval is het niet zo’n groot bezwaar als je iemand niet verstaat, maar er zijn genoeg situaties denkbaar waarin onduidelijk spreken schadelijk is en slordig spreken irriteert.
Elitair
Voor het goed functioneren van onze samenleving is een omgangstaal die gebaseerd is op het ABN zeker zo belangrijk als foutloos spellen. Dat inzicht bestond vier, vijf decennia geleden nog volop. Toen kwam dat ABN je ook schijnbaar moeiteloos aangewaaid. Wie het al niet van thuis meegekregen had, leerde het wel op school; je wílde het ook leren, want het vergrootte je kansen om ‘hogerop’ te komen. Tot de jaren zeventig schoven allerlei variëteiten van het Nederlands ook steeds meer naar elkaar toe en leken we op de weg naar een uniforme standaardtaal, naar dat ABN.
$Maar daarna is dat proces van convergeren gestagneerd en zelfs in zijn tegendeel veranderd doordat de maatschappelijke revolutie van de jaren zeventig normen en regels op losse schroeven zette en ook de status van het ABN ondermijnde. Spreken van ABN werd ‘elitair’ gevonden en tegenover allerlei vormen van uitspraak werd tolerantie bepleit en gepraktiseerd; onder andere het Poldernederlands is er het gevolg van. Ook het onderwijs democratiseerde, waardoor de middelbare en hogere scholen te maken kregen met een instroom van massa’s leerlingen, die van huis uit geen ABN spraken en dat dus nu ook niet meer hoefden. En dan was er ook nog de binnenkomst van honderdduizenden immigranten, die misschien wel voor allerlei exotische en vertederende varianten van het Nederlands zorgen, maar die geen bijdrage kunnen leveren aan de instandhouding van een uniforme omgangstaal. Dat alles heeft tot gevolg gehad dat je nu in allerlei publieke situaties de meest uiteenlopende soorten Nederlands kunt horen.
Spreekangst
Naarmate de diversiteit van de bevolking, wat herkomst en moedertaal betreft, toeneemt, stijgt het belang van een min of meer uniforme omgangstaal. Om elkaar te begrijpen moet je elkaar immers eerst kunnen verstaan. Maar juist toen die uniforme uitspraak, dat wil zeggen het ABN, meer dan ooit nodig was, kreeg het steeds minder aandacht en verloor het aan prestige. Het werd nog erger. De verlichte geesten die in het laatste kwart van de twintigste eeuw het schoolvak Nederlands om zeep geholpen hebben (let op de actuele klachten over de gevolgen daarvan!), schrapten het beetje spreekonderwijs dat er nog was. Jonge docenten weten misschien nog wel wat ABN is, ze zullen het nog herkennen, maar het spreken ervan is er niet meer bij. Nog in 1995 verkondigden de hervormers “dat de leerkracht zoveel mogelijk taalvariëteiten in de klas moest toelaten om de spreekangst en onzekerheid te verminderen”, in het boek Nederlands in de basisvorming van H.M. Bonset e.a.. Toegegeven, spreekangst kom je bij jongeren nog maar zelden tegen, alleen je verstaat ze niet meer.
Model
Dat verstaan van een taal – het wordt nog wel eens vergeten – is voor een goede communicatie nóg belangrijker dan het spreken. Het is ook moeilijker te leren. Dat zal iedereen kunnen beamen die weleens in zijn beste school-Frans een vraag heeft gesteld aan een Fransman, en vervolgens een volledig onverstaanbaar antwoord terugkreeg. Hoe kan luisteren zoveel lastiger zijn dan praten? Dat komt doordat nog geen twee mensen op dezelfde manier spreken. Zelfs de spraak van één en dezelfde persoon vertoont voortdurend kleine of grote variaties. Maar als het gaat om onze moedertaal kunnen we deze variaties aan, omdat we weten ‘hoe het moet zijn’. We hebben daarvoor een model in ons hoofd, dat we hebben gevormd of gedistilleerd uit het gevarieerde Nederlands dat we gedurende onze taalleerjaren om ons heen hoorden.
$Dat model is in de regel het ABN. Dankzij die norm weten we bijvoorbeeld precies hoe de oo van boot moet klinken. Iedere keer als we die oo spreken, ‘mikken’ we op dat doelwit. We kunnen daarbij zo veel ruimte of vrijheid nemen als de luisteraar ons toestaat.
$De luisteraar moet op zijn beurt bij elke spraakklank kunnen vaststellen wat de spreker ermee bedoelt. Hij moet dat geluid en natuurlijk alle spraakgeluiden, ook als die sterk van de zijne afwijken, kunnen ‘decoderen’ met behulp van het model dat ook hij kent. Wie dat abstracte ABN of iets wat er sterk op lijkt, niet in zijn hoofd heeft, zal steeds moeite hebben met verstaan.
Buitenlanders
Een categorie sprekers die door het gemis van een geschikte ‘decoder’ extra grote problemen met het alledaagse Nederlands heeft, zijn de buitenlanders, dat wil zeggen alle mensen voor wie het Nederlands geen moedertaal is. Die problemen ontstaan al bij hun lessen Nederlands, doordat er ook onder de docenten die onze buitenlandse landgenoten voor zich krijgen, een grote verscheidenheid aan spraak heerst.
$Bekend zijn de verhalen van taalleerders die na een verhuizing binnen Nederland de indruk kregen ook een ander Nederlands te moeten leren. Die zullen er dus niet in slagen uit dat grillige taalaanbod een ABN-decoder af te leiden. Hoe minder soorten Nederlands ze te horen krijgen, hoe beter dat is voor het leren spreken en verstaan. Het beste zou natuurlijk zijn als alle sprekers van het Nederlands in de buurt bleven van het ABN. Dat kun je van gewone Nederlanders niet meer vragen, maar je zou het moeten eisen van de docenten Nederlands aan buitenlanders. Nog beter: maak het spreken van ABN tot verplicht onderdeel van het onderwijs op elk niveau, van crèche tot universiteit.
Onderwijs
Maar ja, het Nederlandse onderwijs! Het zou een wonder zijn als dat op dit punt wél gezond was, want ook het leren van ABN heeft met kennis en kunde te maken en daar is men vies van. Overigens zou het al veel uitmaken als het begrip ABN in het onderwijs nog bestond en daar af en toe genoemd werd. Een leerling die er voortdurend aan herinnerd wordt dat hij geacht wordt ABN te spreken, gaat dat op den duur vanzelf doen, of zal dat in elk geval proberen.
$Het onderwijs heeft trouwens nog een instrument om het ABN terug te brengen, namelijk de kerndoelen, waarin de eisen staan waaraan de leerlingen aan het eind van hun onderwijs moeten voldoen. Er waren er eertijds ruim honderd van: “de leerling kan …” Of (voor de variatie): “de leerling is in staat …” Maar iets over het spreken van ABN of Standaardnederlands stond daar nooit in.
$Tegenwoordig is de lijst kerndoelen flink ingekort en dus ontbreekt het belangrijkste van alle kerndoelen al helemáál. Wie daar tegen de opstellers ervan iets over opmerkt, krijgt te horen: ABN spreken, dat gebeurt automatisch, dat hoeft niet apart genoemd te worden. Nou, wat van dat automatisme de resultaten zijn, is maar al te hoorbaar. De enige manier om dat nuttige en waardevolle ABN te redden, is het invoeren van een nieuw kerndoel in het Oude Leren: “De leerling kan ABN spreken en verstaan.” Dat zal meestal niet leiden tot een accentloos gesproken Nederlands, hoeft ook niet, maar wel tot een meer Algemeen Verstaanbaar Nederlands. Het woord is dus aan de politici, maar dat zijn per definitie slechte luisteraars.
Dit is ABN!