Abstract
An investigation was performed in order to gain insight into
popular opinions that ordinary Dutch people have about the standard
language in the Netherlands. 115 informants participated, varying
in age, regional origin, sex and level of education. When asked
to give a general description of standard Dutch, regional neutrality
was mentioned most often as the main prerequisite. It was also described
as the language that functions as a type of lingua franca, a language
that is fixed in grammar and that has a careful pronunciation. When
given a number of possible regional origins, the west of the Netherlands
was most often mentioned. This is indeed the historical origin of
standard Dutch. The western city of Haarlem was also a very popular
answer to this question. The idea that in Haarlem standard Dutch
is most often spoken was first posed in the early literature and
this has developed into a widespread assumption. Newsreaders are
considered to be good speakers of standard Dutch along with people
that have some professional interest in the Dutch language, such
as teachers of Dutch and Dutch linguists. Men and women are considered
equally likely to approximate standard Dutch. Radio presenters are
considered better speakers of standard Dutch than television presenters,
and this variety is more likely to be spoken on non-commercial than
on commercial channels. The two most well-known speakers of standard
Dutch are two news-broadcasters in the Netherlands, namely Harmen
Siezen and Joop van Zijl. School and home were mentioned frequently
as the places where attitudes towards standard Dutch were founded.
1. INTRODUCTIE
Terwijl taalkundigen het er redelijk over eens zijn waar bepaalde
dialecten gelokaliseerd kunnen worden, gelden voor de definiëring
van een standaardtaal voor verschillende taalkundigen verschillende
maatstaven. In de Nederlandse literatuur zijn in de loop van de
tijd veel verschillende meningen geventileerd over wat er onder
het Standaardnederlands dient te worden verstaan. Een vroeg voorbeeld
van een beschrijving van een taalkundige norm is Vondel's 'Aenleidinge'
(1650), waarin hij praat over een algemene taal, vrij van 'basterdwoorden
en onduits geschuimt' en 'allervolmaeckst gesproken by lieden van
goede opvoedinge'. De idee dat een standaardtaal de taal is van
een beperkte klasse van mensen leeft nog steeds, want ook recentelijk
wordt dit argument nog steeds gehanteerd, bijvoorbeeld door Willemyns
(1979), volgens wie de standaardtaal een 'sociolect van een bepaalde
groep' is. Sinds de opkomst van moderne geluidsdragers zijn de mogelijkheden
elkaars taal te horen erg toegenomen en met deze ontwikkeling is
het argument van regionale neutraliteit als belangrijk kenmerk van
de standaardtaal ontstaan. Van Haeringen (1924) bijvoorbeeld toonde
zich voorstander van dit argument. En zo zijn er nog andere criteria
ter beschrijving van de standaardtaal te vinden in de literatuur.
Gewoonlijk is bij dit soort beschrijvingen de aandacht op slechts
één kenmerk gericht. Voor taalkundigen die dit niet doen is de standaardtaal
vaak niet een realiteit maar een abstractie, een norm die aangeeft
hoe de taal gebruikt dient te worden. Deze opvatting weerklinkt
bij Kloeke (1951) en Overdiep (1949).
Wat nooit is onderzocht, is wat de term 'Standaardnederlands',
of 'Algemeen Beschaafd Nederlands', bij niet-wetenschappers voor
ideeën oproept. Ook is nooit bekeken hoe deze groep het Standaardnederlands
zou omschrijven. Denken leken dat in de betere kringen in Haarlem
het enige echte Standaardnederlands gesproken wordt? Zoeken zij
het Standaardnederlands bij de koningin, of misschien bij nieuwslezers?
Om deze ideeën te inventariseren is een vragenlijst ontworpen welke
aan een gevarieerd samengestelde groep Nederlanders is voorgelegd.
De resultaten van dit verkennende onderzoek zullen in dit artikel
worden gepresenteerd.
2. METHODE
2.1 Informanten
Gezocht is naar een groep informanten die gevarieerd van samenstelling
was wat betreft leeftijd, regionale herkomst, geslacht en opleidingsniveau.
Uiteindelijk hebben 115 personen deelgenomen, verdeeld over deze
vier variabelen zoals weergegeven in Tabel 1.
Tabel 1. Karakterisering van de informanten in termen van leeftijd,
regionale herkomst, geslacht en opleidingsniveau
Variabele |
Aantal informanten |
Leeftijd |
18-27 jaar
|
42 |
38-47 jaar
|
27 |
58 jaar en ouder
|
46 |
Regionale
herkomst |
Noord (Gr, Dr, Fr)
|
19 |
Oost (Gld, Ov)
|
26 |
Zuid (Zld, NB, Lim)
|
34 |
West (NH, ZH, Utr)
|
36 |
Geslacht |
Mannen
|
62 |
Vrouwen
|
53 |
Opleidingsniveau |
Mavo/Mulo/LBO
|
13 |
Havo/VWO/HBS/MBO
|
13 |
HBO
|
22 |
Universiteit
|
67 |
Totaal |
115 |
2.2 Taken
Als eerste is de informanten gevraagd zelf een omschrijving te geven
van het Standaardnederlands. Vervolgens kregen ze een aantal meerkeuzevragen
waarin altijd maar één responsiecategorie kon worden aangekruist.
Gevraagd werd het volgende aan te geven:
1. mensen met welke beroepen vooral Standaardnederlands spreken
2. of mannen dan wel vrouwen vooral Standaardnederlands spreken
3. of op de radio dan wel op de TV vooral Standaardnederlands gesproken
wordt
4. of nieuwslezers van publieke dan wel commerciële omroepen vooral
Standaardnederlands spreken
5. de naam van een bekende Standaardnederlandsspreker
6. waar men de mening over het Standaardnederlands heeft opgedaan
3. RESULTATEN EN DISCUSSIE
3.1 Omschrijving Standaardnederlands
Als eerste is de informanten gevraagd hoe ze het Standaardnederlands
zouden omschrijven. Omdat de term wellicht niet bij iedereen bekend
is, is expliciet aangegeven dat onder Standaardnederlands hetzelfde
wordt verstaan als onder Algemeen Beschaafd Nederlands. Op deze
open vraag kwam een grote verscheidenheid aan antwoorden. Op grond
van genoemde kenmerken hebben we deze ingedeeld in een aantal categorieën.
Een en ander is weergegeven in Tabel 2. In deze tabel is een omschrijving
gegeven van de aard van het antwoord, een voorbeeld van zo'n antwoord
en het aantal keren dat elk type antwoord gegeven is. Omdat sommige
proefpersonen binnen een antwoord refereerden naar meerdere kenmerken
is het totaal aantal kenmerken groter dan het totaal aantal informanten.
Tabel 2: Responsies op de vraag: 'Hoe zou u het Standaardnederlands
omschrijven?'
Type kenmerk
|
Voorbeeld
|
Aantal keren genoemd
|
Regionale neutraliteit
|
'... , en liefst op die manier dat aan het spreken/taalgebruik
van iemand niet te achterhalen is waar hij/zij vandaan komt.'
|
45
|
Gemeenschapstaal
|
'Taal van algemeen (over heel Nederland) geaccepteerde woorden
en klanken.'
|
23
|
Correct/vastgelegd
|
'Het Nederlands zoals vastgelegd in Van Dale & Groene
Boekje.'
|
21
|
Kwaliteit uitspraak
|
'Netjes gesproken'
|
18
|
Taal van de media
|
'... en vaak gesproken door journalisten/presentatoren op
radio & TV.'
|
9
|
Westelijke origine
|
'Taal die het gemiddelde van de 'Hollandse' provincies zou
omvatten'
|
3
|
Overig
|
'Het Standaardnederlands ken ik als: 'Algemeen Beschaafd
Nederlands', ook genoemd: 'Hoog Haarlemmerdijks'
|
13
|
Regionale neutraliteit wordt het vaakst genoemd als de meest kenmerkende
eigenschap van het Standaardnederlands. Daarnaast wordt deze variëteit
gezien als een bindende factor tussen sprekers van verschillende
dialecten en accenten, een soort van lingua franca. Ook correctheid
en een goede uitspraak lijken redelijk zwaar te tellen. De westelijke
origine en het feit dat de media deze taal verspreidt worden minder
vaak genoemd.
Na deze algemene vraag over de aard van het Standaardnederlands
is de informanten gevraagd hoe ze het Standaardnederlands zouden
typeren qua regionale herkomst, beroep en geslacht van de spreker
en qua type media in welke het vooral gesproken wordt. Deze dimensies
zullen één voor één besproken worden.
3.2 Regionale herkomst sprekers van het Standaardnederlands
De informanten konden aangeven dat in een bepaalde windstreek van
Nederland vooral Standaardnederlands gesproken wordt, maar daarnaast
is ook nog een aantal meer specifieke mogelijkheden geboden. De
Randstad, waar voor het grootste gedeelte de historische oorsprong
ligt van de uitspraak van de Nederlandse standaardtaal, was één
van deze mogelijkheden. De informanten werd duidelijk gemaakt dat
daarbij onder de Randstad wordt verstaan het stedencomplex in het
westen van Nederland waarbinnen zich bevinden de steden Amsterdam,
Rotterdam, Haarlem, Leiden, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Verder
konden nog enkele specifieke steden in de Randstad worden aangegeven,
waaronder Haarlem. Om de rest van Nederland ook te representeren,
is een grote stad in het noorden, in het oosten en in het zuiden
toegevoegd. Tenslotte hadden de informanten de mogelijkheid een
stad naar eigen keuze te noemen, geen mening te hebben of 'overal
in Nederland in gelijke mate' aan te strepen. In totaal waren er
14 responsiecategorieën. De resultaten voor deze vraag zijn in Figuur
1 weergegeven.
Figuur 1. Responsies op de vraag: 'Waar wordt vooral Standaardnederlands
gesproken?' |
|
Haarlem is de plaats waar volgens 31% van de informanten het Standaardnederlands
vooral gesproken wordt. Dit is opvallend, want op de open vraag
hoe het Stan-daardnederlands om-schreven kan worden, werd naar deze
plaats slechts één keer verwezen. Regionale neutraliteit werd het
meest genoemd in deze open vraag. Maar het één sluit het ander natuurlijk
niet uit: het kan zijn dat juist in Haarlem deze niet-regionale
variant gesproken w-ordt. Regionale neutraliteit ('Overal in Nederland
in gelijke mate') wordt ook in deze vraag benadrukt, namelijk door
13% van de informanten. Het westen en de Randstad worden sterk met
het Standaardnederlands geassocieerd, zoals te verwachten viel.
Als we de percentages van 'het Westen', 'de Randstad' en 'Haarlem'
optellen, kunnen we zien dat in totaal 72% van de informanten het
westen of een onderdeel van het westen heeft genoemd. De overige
responsies waren erg versnipperd. Van de informanten had 9% geen
mening. Hoe komt het nu dat Haarlem door zo veel informanten wordt
gezien als de plaats waar het Standaardnederlands gesproken wordt?
Dit is ook in de literatuur zo nu en dan terug te vinden. Naar het
schijnt was Johan Winkler de eerste die beweerde dat in Haarlem
de Nederlandse standaardtaal het meest wordt benaderd, en hij deed
dit in 1874:
'De hedendaagse tongval van de stad Haarlem staat
ongetwijfeld van alle hollandse en dus ook van alle nederlandsche
tongvallen het naaste aan de geijkte nederlandsche taal. De spreektaal
nadert te Haarlem het meest tot de hedendaagse schrijftaal.' (p.
77)
Het argument dat Winkler hiervoor gebruikte is wat vaag:
Ten tijde der kerkhervorming en ook later, vestigden
zich veel vreemden te Haarlem, veel wevers, bleekers, enz. uit Vlaanderen,
Brabant en uit het land aan den Beneden-Rijn. Deze nieuwe burgers
van Haarlem, waarvoor zelfs een nieuwe stad-swijk werd gebouwd,
oefenden natuurlijker wijze grooten invloed uit op den haarlemschen
tongval. Zoo ontstond er langzamerhand die eigenaardige haarlemsche
tongval. (p. 77)
Het idee dat Haarlem de plaats is waar het Standaardnederlands wordt
gesproken, lijkt een eigen leven te zijn gaan leiden. Het blijkt ook
nu nog een populaire aanname te zijn.
3.3 Beroepen sprekers van het Standaardnederlands
Als tweede werd de informanten gevraagd naar de beroepen die zij
vooral met het Standaardnederlands associëren. Een aantal beroepen
zijn opgenomen omdat de beoefenaars een voo-rbeeldfunctie hebben.
Andere beroepen vormden een mogelijk antwoord omdat de beoefenaars
ervan goed verstaanbaar dienen te zijn. Verder waren er beroepen
van mensen die zich professioneel direct of indirect met de Nederlandse
(standaard-)taal bezighouden. De informanten werd ten slotte ook
de mogelijkheid geboden zelf een beroep te noemen. Het totaal aantal
responsiecategorieën was 11. De antwoorden zijn weergegeven in Figuur
2.
Figuur 2. Responsies op de vraag: 'Mensen met welk beroep
of functie spreken vooral Standaardnederlands?' |
|
Uit Figuur 2 wordt duidelijk dat bijna de helft van de informanten
heeft gekozen voor nieuwslezers als sprekers van het Standaardnederlands,
49% om precies te zijn. Nieuwslezers dienen verstaanbaar en acceptabel
te zijn voor mensen uit alle bevolkinsgroepen. Ze dienen geen negatieve
associaties op te roepen bij mensen van verschillende leeftijden,
sociale klassen, etc., en hun spraak dient zo onopvallend te zijn
dat alle aandacht van de luisteraar op de inhoud wordt gericht.
Het is overigens mogelijk dat de spraak van nieuwslezers standaard
wordt gevonden alleen al vanwege het feit dat hun spraak gesproken
wordt, en als zodanig is goedgekeurd, in nationale televisie- en
radio-uitzendingen.
Logopedisten en neerlandici/leerkrachten Nederlands worden door
ongeveer een kwart van de informanten gezien als Standaardnederlandssprekers.
Deze twee beroepsgroepen bestaan uit mensen die zich professioneel
met de Nederlandse taal bezighouden en hun kennis hierover overdragen
aan anderen. Ook kan worden aangenomen dat deze twee beroepsgroepen
zich volgens de informanten in het bijzonder bewust zijn van de
normtaal, oftewel de standaardtaal. Er wordt door de informanten
een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de keus voor neerlandici/leerkrachten
Nederlands aan de ene kant en leerkrachten in het algemeen aan de
andere kant. Het specialisme "Nederlands" speelt blijkbaar een grote
rol.
5% van de informanten vond de koningin een goede spreekster van
het Standaardnederlands. Het feit dat zij een voorbeeldfunctie heeft
en ons land representeert kan hiermee te maken hebben. 6% van de
informanten koos voor acteurs dan wel leerkrachten in het algemeen
of hoogopgeleiden, en het antwoord "politici" werd door niemand
gekozen. 7% van de informanten vond dat in alle beroepen en functies
in gelijke mate Standaardnederlands gesproken wordt. Niemand vermeldde
een beroep naar eigen keuze.
3.4 Geslacht sprekers van het Standaardnederlands
Vaak wordt beweerd dat vrouwen de standaardtaal in een taalgemeenschap
beter benaderen dan mannen. Een groot aantal studies is tot deze
conclusie gekomen (Fischer, 1958; Levine & Crockett, 1966; Anshen,
1969; Romaine, 1978). Later onderzoek (Milroy, 1980; Thomas, 1987)
wees uit dat dit klassieke sociolinguïstische patroon als een generalisering
moet worden beschouwd. In ons onderzoek is informanten gevraagd
of ze een verschil ervoeren tussen de standaardtaligheid van het
Nederlands van mannen vergeleken met die van vrouwen. De resultaten
van deze vraag zijn te zien in Figuur 3.
Figuur 3. Responsies op de vraag: 'Wordt het Standaardnederlands
vooral door mannen of door vrouwen gesproken?' |
|
Het mag duidelijk zijn dat de informanten het er over eens zijn
dat vrouwen en mannen in dezelfde mate Standaardnederlands spreken.
85% van de informanten was deze mening toegedaan. Toch vond nog
8% dat vooral vrouwen Standaardnederlands spreken, terwijl slechts
1% vond dat mannen dit vooral doen. 6% van de informanten had geen
mening.
3.5 Standaardnederlands op radio of televisie
Aangezien de nationale gesproken media (radio en televisie) zich
richten op luisteraars in alle hoeken van het land en van verschillende
leeftijden en sociale klassen, kan aangenomen worden dat zij een
taal verspreiden die redelijk neutraal gevonden wordt. De sprekers
zijn immers geselecteerd op hun geschiktheid om deze verscheidenheid
aan luisteraars toe te spreken. Tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten
dat de spraak van de radio anders wordt beoordeeld dan de spraak
van de televisie. Televisiepresentatoren zijn immers mogelijk op
andere gronden dan hun spraak geselecteerd, bijvoorbeeld hun uiterlijk.
Dit gaat voor radiopresentatoren niet op. De informanten is gevraagd
of op de radio dan wel de televisie vooral Standaardnederlands gesproken
wordt. Het totaal aantal responsiecategorieën was 4. De resultaten
van deze vraag zijn te zien in Figuur 4.
Figuur 4. Responsies op de vraag: 'Wordt het Standaardnederlands
het meest op de radio of de televisie gesproken?' |
|
Een groot percentage van de informanten, 46% om precies te zijn,
vond dat op de radio en de televisie in gelijke mate Standaardnederlands
gesproken wordt. Als er een keuze wordt gemaakt, wordt bijna twee
keer zo vaak gekozen voor radio (28%) als voor televisie (15%).
Het kan zijn dat informanten zich erg bewust zijn van de nieuwe
varianten die veelvuldig op televisie gebruikt worden sinds de komst
van de commerciële zenders. 12% van de informanten had geen mening.
3.6 Standaardnederlands op welke omroepen op televisie
Om te achterhalen of er een onderscheid is in de beoordeling van
het Nederlands van de verschillende typen omroepen op televisie,
is de informanten gevraagd aan te geven of de spraak van de nieuwspresentatoren
van de commerciële dan wel de publieke omroepen het Standaardnederlands
het meest benadert. Vanwege de speciale positie van de NOS, namelijk
als uitzender van het journaal, is deze publieke omroeporganisatie
ook als mogelijk antwoord opgenomen. Het totaal aantal responsiecategorieën
was 5. De antwoorden op deze vraag zijn weergegeven in Figuur 5.
Figuur 5. Responsies op de vraag: 'Welke nieuwspresentatoren
op TV benaderen het Standaardnederlands het meest?' |
|
De nieuwspresentatoren van de NOS blijken een hoge status te genieten
als het gaat om de standaardtaligheidheid van hun Nederlands; 45%
van de informanten koos voor deze groep presentatoren. 39% van de
informanten vond dat nieuwspresentatoren van de commerciële en publieke
omroepen even vaak Standaardnederlands spreken. 12% van de informanten
koos voor de presentatoren van nieuwsuitzendingen van de publieke
omroepen. De Standaardnederlandsheid van sprekers op de commerciële
omroepen wordt door vrijwel niemand ingeschat als hoger dan die
van de sprekers van de overige omroepen.
3.7 Bekende sprekers van het Standaardnederlands
Nadat de informanten zich door middel van de voorgaande vragen hebben
kunnen inleven in het verschijnsel Standaardnederlands, is hun gevraagd
of ze misschien een bekende spreker kenden die erg goed Standaardnederlands
spreekt. Een grote verscheidenheid aan bekende Nederlanders kwam
hierbij naar voren, te groot om hier op te noemen. De antwoorden
kunnen als volgt worden onderverdeeld op basis van beroep:
(1) nieuwslezers
(2) presentatoren van actualiteitenprogramma=s en licht informatieve
programma=s, zoals de talkshows van Karel van de Graaf, Hanneke
Groenteman en Sonja Barend
(3) sprekers met andere beroepen
(4) geen voorbeelden van sprekers
Hoe vaak elk van deze vier groepen gekozen is, is weergegeven in
Figuur 6.
Figuur 6. Responsies op de vraag: 'Noem een bekende spreker
van het Standaardnederlands', opgedeeld op basis van het
beroep van de gekozen sprekers. |
|
34% van de informanten heeft deze vraag niet beantwoord. Verder
is het opvallend dat bovenstaand figuur overeenkomt met wat ook
in Figuur 2 duidelijk werd, namelijk dat de spraak van nieuwslezers
met het Standaardnederlands geassocieerd wordt. Het verschil met
deze vraag is dat niet een beroep maar een spreker werd gevraagd.
Overige informatieve programma=s op radio en televisie werden ook
redelijk vaak genoemd, namelijk door 16% van de informanten. 14%
van de informanten had sprekers met andere beroepen in gedachte.
In deze restgroep zaten acteurs, auteurs, politici en andere typen
sprekers. Een aantal sprekers werd door meerdere informanten genoemd,
en daardoor kan er een top 4 worden gemaakt van bekende Standaardnederlandssprekers.
Deze top 4 is te zien in Tabel 3.
Tabel 3. De vier meest genoemde bekende sprekers van het Standaardnederlands
Positie
|
Bekende spreker
|
Percentage
informanten |
1 |
Harmen Siezen
|
13 |
2 |
Joop van Zijl
|
10 |
3 |
Paul Witteman
|
8 |
4 |
Filip Freriks
|
3 |
De eerste en tweede plaats worden ingenomen door twee presentatoren
van het televisiejournaal van de NOS, en de derde plaats door een
presentator van een actualiteitenprogramma, tevens algemene televisiepersoonlijkheid.
Harmen Siezen en Joop van Zijl zijn vrijwel zeker de twee meest
bekende Nederlandse journaalpresentatoren. Zij oefenen dit beroep
al enkele tientallen jaren uit en hebben mogelijk daardoor een bepaald
gezag opgebouwd rondom de uitspraak van het Nederlands. Paul Witteman
kreeg in 1993 als eerste de Groenman-taalprijs. Deze prijs is bestemd
voor een radio- of televisiepresentator die geroemd mag worden om
een goed gebruik van het Nederlands. Het feit dat hij deze prijs
heeft gewonnen kan ertoe hebben bijgedragen dat hij door redelijk
veel informanten is genoemd. Op de vierde plaats kwam de televisiepresentator
en lezer van het nationaal dictee, Filip Freriks. De laatste tijd
is hij ook vaak als nieuwslezer te bewonderen bij de NOS.
3.8 Oorsprong attitudes over het Standaardnederlands
Om te achterhalen waar bovengenoemde meningen over het Standaardnederlands
vandaan komen, is de informanten gevraagd waar ze hun mening over
de criteria in de voorgaande vragen hebben opgedaan. "School", "thuis"
en "dat heb ik ergens gelezen" waren drie mogelijke responsiecategorieën.
Verder kon een eigen oorsprong worden aangegeven. Ten slotte kon
ook worden aangegeven dat men niet wist waar de mening vandaan kwam.
Het totaal aantal responsiecategorieën was vijf. De antwoorden zijn
weergegeven in Figuur 8.
Figuur 7. Responsies op de vraag: 'Waar komt uw mening
vandaan over waar, door wie, etc. het Stan-daardnederlands wordt
gesproken?' |
|
Veel informanten, namelijk 31%, wisten niet waar hun mening over
het Standaardnederlands vandaan kwam. 19% had het van thuis meegekregen,
14% had het op school geleerd en 4% had het ergens gelezen. Bovenstaande
tabel doet vermoeden dat er mogelijk een antwoord is dat niet in
de responsiecategorieën is opgenomen. 31% van de informanten heeft
namelijk een eigen antwoord gegeven. Wanneer we kijken naar hetgeen
daar is ingevuld, zien we echter dat er een breed scala aan antwoorden
gegeven is. De vaagheid van deze antwoorden is groot, getuige de
volgende drie voorbeelden:
'Dat denk ik omdat ...'
'... ik dat zo telkens ervaar'
'... dat zo op mij overkomt'
'... ik altijd nogal critisch luister en logisch denk'
De klaarblijkelijke onduidelijkheid over de oorsprong van de ideeën
over de standaardtaal betekent natuurlijk niet dat de meningen niet
goed onderbouwd zijn. Het kan zijn dat het gevraagde niet iets is
waar mensen zich van bewust zijn.
4. CONCLUSIE
De resultaten van de door ons uitgevoerde enquête bevestigen enkele
veelgehoorde aannames over het Standaardnederlands in Nederland.
Haarlem, de Randstad en het westen in het algemeen worden vaak genoemd
als regionale herkomst van het Standaardnederlands en ook de regionale
neutraliteit van deze variant wordt vaak benadrukt. Nieuwslezers
worden het vaakst gezien als beoefenaars van een beroep waarbinnen
vaak de standaardtaal gesproken wordt. En ook mensen die zich beroepshalve
met de Nederlandse taal bezighouden en formeel expert zijn worden
vaak geacht deze taal ook zelf goed te spreken. Mannen en vrouwen
spreken volgens de ondervraagde groep in min of meer dezelfde mate
Standaardnederlands. Van radiopresentatoren wordt verwacht dat ze
meer Standaardnederlands spreken dan televisiepresentatoren en de
presentatoren van nieuwsuitzendingen van publieke omroepen spreken
volgens de informanten meer Standaardnederlands dan die van de commerciële
omroepen. De twee bekendste nieuwslezers van de NOS, namelijk Harmen
Siezen en Joop van Zijl, worden onder alle bekende Nederlanders
beschouwd als de beste voorbeelden van sprekers van het Standaardnederlands.
Over het algemeen lijkt er niet een duidelijk besef te bestaan waar
de mening over de herkomst van het Standaardnederlands vandaan komt.
De school- en de thuissituatie worden wel genoemd als bronnen van
attitudes over de standaardtaal, maar over het algemeen wordt niet
onderbouwd waarom men vindt wat men vindt.
BIBLIOGRAFIE
Anshen, F.
(1969) Speech variation among Negroes in a small Southern community.
New York University dissertation.
Fisher, J.L.
(1958) 'Social influences on the choice of linguistic variant'.
Word, 14; 47-56.
Kloeke, G.G.
(1951) Gezag en norm bij het gebruik van verzorgd Nederlands.
Amsterdam: J.M. Meulenhoff.
Levine, R. & Crockett, H.R.Jr.
(1966) 'Speech variation in a Piedmont community: post-vocalic /r/'.
In: S. Lieberson (ed) Explorations in sociolinguistics. The
Hague: Mouton & Co., 76-98
Milroy, L.
(1980) 'Language and social networks'. Language in society,
2, Oxford: Blackwell.
Overdiep, G.S.
(1949) Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch.
Zwolle: N.V. Uitgevers-maatschappij W.T.J. Tjeenk Willink.
Romaine, S.
(1978) 'Postvocalic /r/ in Scottish English: sound change in progress?'
In: Trudgill (ed) Sociolinguistic patterns in British English.
London: Arnold, 144-157.
Thomas, B.
(1987) 'Accounting for language shift in a South Wales mining community'.
Cardiff working papers in Welsh linguistics, 5, 55-100.
Van Haeringen, C.B.
(1924) eenheid en nuance in Beschaafd-Nederlandse uitspraak. Neerlandica.
Verspreide opstellen (1962) 8-30.
Van de Vondel, J.
(1650) Aenleidinge der Nederduitsche dichtkunste. Utrecht:
Instituut De Vooys (1977) 38-40.
Willemyns, R.
(1979) Invloed van 'power' en 'solidarity' op het gebruik van dialect
en standaardtaal in Vlaanderen. De Nieuwe Taalgids 72, 289-302.
Article published on the WWW: juli 2000
j.stroop@hum.uva.nl
|