Over Dialectologie

Boeren in Nieuw-Nederland

op Neerlandistiek, 7 januari 2020

34. Regenworm

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’,  december 2019

 

In andere talen:

Arabisch        dawdat al’ard (herspeld)

Kroatisch      kišna glista

Spaans          lombriz

Turks             solucan

 

Omdat er boven de grond in deze periode weinig te beleven is, ga ik dit keer onder de grond, waar ik de regenworm ontmoet. De worm zoals ie in Noord –Holland genoemd wordt, is een bijzonder nuttig dier. Hij verbetert met zijn gegraaf de bodemstructuur. Hij maakt lange tunneltjes waar de lucht in kan doordringen en dat heeft weer tot gevolg dat bacteriën dieper in de bodem kunnen leven; dergelijke bacteriën zorgen voor een snellere afbraak van organische stoffen; dat las ik allemaal op Wikipedia. https://nl.wikipedia.org/wiki/Regenwormen

 

Mij gaat ’t nu verder over de benamingen voor de regenworm. Ze zijn in 1965 verzameld door ’t Meertens Instituut dat toen nog Dialectenbureau heette.

Lees verder

De meertaligheid van ‘Undercover’

in Neerlandistiek, 14 augustus 2019

33. Mier

 

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’,  oktober 2019

 

 

Engels            ant
Duits              ameise
Frans             fourmi
Spaans          hormiga                                          
Kroatisch      mrav                                                
Turks             karınca                                            
Arabisch       namla                                              
Berbers         takutfit, awettuf
Chinees         mǎyǐ

 

Als een gebaar naar onze niet-Nederlandse medetuinders en ter informatie van de anderen, bovenstaand lijstje met namen voor de ‘mier’ in  hun taal. Wereldwijd zijn er trouwens nog veel meer namen.

 

In Nederland komen ruim 200 soorten mieren voor, las ik.  Ze hebben ieder een aparte (Latijnse) naam, maar wij leken noemen ze allemaal mier. Dat wil zeggen hier in Noord-Holland, want elders in ons taalgebied heet ie weer anders. ’t Woord mier moet oeroud zijn, maar de oudste bewijsplaats is toch pas uit 1240, mire. In een woordenlijst uit 1287 staat deze regel: ‘Formica heten wi die miere’ (formica noemen wij mieren). Van dat formica zijn trouwens de Franse en Spaanse benamingen afgeleid.

Lees verder

Patates frites

(uit: Dialectatlas van het Nederlands, 2011, red. Nicoline van der Sijs)

 

Algemeen wordt aangenomen dat de patates frites een Belgische uitvinding is en dat dat gerecht in Nederland pas na de oorlog bekend geworden is. Daar zit veel in, maar niet alles. Patates frites mag dan in Nederland pas na de tweede wereldoorlog algemeen bekend geworden zijn, er wordt al veel eerder melding van gemaakt. In de roman Het rosse leven en sterven van de Zandstraat van M.J. Brusse uit 1912 verschijnt, temidden van “kroegen, de zuur- en visch-, oliebollen-, loerthuizen”, opeens ook een “petat friet”-huis. In een verrassend moderne spreektaalspelling nog wel, maar wel tussen aanhalingstekens omdat het blijkbaar toch een nieuw woord was. Het boek speelt in Rotterdam, in de zeelieden-  annex hoerenbuurt, vlakbij de haven.

Lees verder

32. Bijen en imkers

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’,  augustus 2019

 

 

 

’t Gelderse landgoed Bingerden, gelegen aan de IJssel ten oosten van Arnhem, heette in 970 Bingart. In die naam zit ’t meervoud van bie, biën, en dat is dus de oudst bekende vermelding van de bij. Gart is natuurlijk ’tzelfde woord als we hebben in boomgaard. Tegenwoordig worden op Bingerden trouwens kwekerijdagen georganiseerd, met lezingen, o.a. over ‘wilde bijen’!

 

Lees verder

31. Vlinder

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’,  juni 2019

 

Ik sta er zelf van te kijken dat ik ’t nog niet eerder over de vlinder en zijn namen heb gehad, want er is geen insect dat zoveel namen heeft en dat is altijd leuk. Ik bedoel niet de namen voor de vele soorten vlinders die er zijn, als dagpauwoog, gamma-uil, atalanta, koolwitje, en vele meer. Nee, mij gaat ’t nu om de namen voor ‘vlinder in ’t algemeen’. Dat zijn er ook ontzettend veel. Wat voorbeelden: ellekapelle, pinnevoegel, beuterschutte, botervijver, capelle, pepel, fijfautre, flieflottre, flikketeer, flinter enzovoorts. Zie ook verder in dit stukje.

 

Lees verder

Houben, Ploumen, Ingenhousz

Familienamen: hoe spreek je ze uit

in Neerlandistiek, 12 juni 2019

30. Tuingereedschap: spa en schop

 

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’,  april 2019

 

De twee gereedschappen waar dit stukje over gaat, moeten oud zijn net als die uit m’n vorige stukje, schoffel en schrepel. Nog niet uit ’t Neolithicum, de prehistorische periode die ca. 11.000 v. Chr. begon). Dat was de periode waarin een samenleving van jagers/verzamelaars langzaam overging in een van landbouwers. Voor landbouw heb je andere gereedschappen nodig dan voor de jacht en dus moeten er in dat Neolithicum werktuigen uitgevonden zijn om de grond te bewerken.

Lees verder

29. Tuingereedschap: schoffel en schrepel

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’,  februari 2019

 

In mijn serie ‘Tuingereedschap’ zijn nu de schoffel en de schrepel aan de beurt. Dat zijn wat mij zelf betreft de meest gebruikte tuingereedschappen. Er is altijd wel wat te wieden, en daar dienen ze toch voor.

 

Lees verder

Twitter

It seems that widget parameters haven't been configured properly. Please make sure that you are using a valid twitter username or query, and that you have inserted the correct authentication keys. Detailed instructions are written on the widget settings page.

Over Jan Stroop

Jan Stroop is gastonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is dialectoloog maar zijn belangstelling gaat ook uit naar ontwikkelingen van het gesproken Nederlands. Zo heeft hij in 1997 ’t Poldernederlands ontdekt, een nieuwe variant van het ABN, die nog steeds ’t meest gehoord wordt bij hoogopgeleide vrouwen.
Lees verder >>