40. Kardoen met Kerst
Italiaans cardo; Spaans cardos; Frans chardons; Turks kengel
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, Zaandam, februari 2021.
Een paar dagen voor Kerstmis zag ik een tweet van een collega. Die tweet ging nu eens niet over taal of taalkunde, maar over een culinaire kwestie. Collega was namelijk op zoek naar kardoen voor een bepaald gerecht. Ik vroeg me af waarom.
Nu is zijn vrouw afkomstig uit een streek in midden Italië. ’t Is daar traditie om met Kerstmis een schotel te serveren waarvan kardoen ’t belangrijkste bestanddeel is. En die schotel wilde collega zelf nu wel eens ter tafel brengen. Maar waar haal je zo gauw die kardoen vandaan. Bij de groenteboer vind je ’m niet en bij de supermarkt weten ze niet eens waar je ’t over hebt.
Vandaar dus die tweet waarin collega vroeg waar ie kardoen kon bekomen. Er kwamen veel reacties op en die wezen allemaal richting volkstuin, want daar blijkt ie nog te bestaan. En zo geschiedde dat collega ergens op een parkeerplaats zijn kardoen in ontvangst kon nemen, uit handen van een volkstuinder. Zijn kardoenschotel schijnt een succes te zijn geworden.
Aangestoken door dat relaas besloten wij ons ook aan zo’n kardoenschotel te wagen. We hadden tenslotte zelf kardoen in onze volkstuin; zie foto. ’t Recept dat wij volgden was aanzienlijk simpeler dan dat van collega. Die is er een paar dagen mee in de weer geweest, naar ’t schijnt, wij hoogstens een paar uur. ’t Resultaat was niet echt apart. De smaak van onze kardoen leek een beetje op die van bleekselderij. Misschien toch eens om ’t ’authentieke’ recept vragen.
Ook toevallig dat Constantijn Huygens (1596 – 1687) kardoen combineert met selderij. In zijn klucht Trijntje Cornelisdr. (1653) beschrijft de Antwerpse Marie hoe een Antwerps feestmaal eruit ziet:
“Om ou eens te wayse Hoe ‘t Brôbants tractement te werck goôt, wa Cardons Wa Celeris mé sout, en oly”. Huygens, Trijntje Cornelisdr, regels 320-322).
(VERT. om je eens te laten zien hoe ’t Brabantse feestmaal in z’n werk gaat, wat kardoens, wat selderie met zout en olie).
De kardoen heeft een lange geschiedenis, want al vanaf de vierde eeuw v. Chr. werd ie door de Romeinen en de Oude Grieken gegeten. Dat verklaart ook de herkomst van zijn naam. De Nederlandse benaming kardoen gaat via een omweg terug op ’t Latijnse cardonem. Meestal loopt zo’n ontlening via ’t Frans, maar ’t Frans zegt chardon en een ch die k wordt, dat komt niet voor in een Germaanse taal als ’t Nederlands.
Maar niet overal in Frankrijk heet de kardoen chardon. In ’t Noord-Westen van Frankrijk, ’t oude Picardië, ’t gebied dat grenst aan ’t Nederlandse taalgebied, daar is de Latijnse k een k gebleven. De kardoen wordt er kardon genoemd. En daar komt ons kardoen vandaan, letterlijk dus. ’t Latijnse cardonem, dat eraan ten grondslag ligt, betekent ‘distel’. Cardonem gaat misschien terug op een (gereconstrueerd) Proto-Indo-Europees woord * kars-, dat ‘schrapen, kras’ betekent.
Omdat Huygens kardoen als een specifiek Antwerps gerecht ten tonele voert, mogen we wel aannemen dat die groente in zijn tijd in ’t noordelijke deel van de Republiek, Huygens woonde in Den Haag, niet of nauwelijks bekend was en ’t woord kardoen dus ook niet.
Over tegenwoordige verbreiding van de benaming kardoen in ’t Nederlandse taalgebied zijn we onvolledig ingelicht. Er is dit kaartje dat ik gevonden heb op de website over Nederlandse plantennamen (PLAND).
Dit kaartje bevat alleen gelocaliseerde namen voor de kardoen in Groot-Brabant (dat zijn de provincies Antwerpen, Belgisch Brabant en Noord-Brabant). Daar zou je uit kunnen opmaken dat daarbuiten geen namen voorkomen en dat men daar de kardoen niet kent. Dat is onjuist. Dat er voor Groot-Brabant wel gegevens zijn, komt doordat alleen in dat gebied naar namen voor de kardoen geënquêteerd is.
In een paar dialectwoordenboeken heb ik nog wat gegevens aangetroffen. Kardoen in West-Vlaanderen, in Zuid-Oost-Vlaanderen en in ’t land van Waas, dat is de streek rondom Sint Niklaas. ’t Gents woordenboek vermeldt nog monnikskruid. Die naam komt ook elders voor maar betekent dan een heel andere plant. Waarom de kardoen zo heet, weet ik niet. ’t Enige wat ik kan bedenken is dat kardoen wellicht veel voorkwam in kloostertuinen.
Dat de kardoen in veel plaatsen ook (wilde) artisjok genoemd wordt, is gelet op de gelijkenis tussen de echte artisjok en de kardoen niet zo gek. Dodonaeus beschrijft die overeenkomsten in zijn beroemde Herbarius oft Cruydt-Boeck (1644) aldus: “de stekelighe ende doornachtighe soorte / Chardons gheheeten / en is anders niet dan een verergherde ende afgaende Articiocke”, wat zoiets betekent als ‘de kardoen is een gedegenereerde en minderwaardige artisjok’.
‘t Woord artisjok is ontleend aan ’t Italiaanse articiocco, maar wat daar dan weer de etymologie van is, heb ik niet kunnen vinden.
’t Kaartje hierboven, zoals ’t is, lijkt dus een illustratie van de situatie in Huygens z’n tijd. Maar de feiten zijn toch anders. Je hoeft maar even te googelen en je komt de kardoen in heel Nederland tegen. ’t Is de naam van speciaalzaken in biologische producten, maar ook van een basisschool. Een belangrijke rol bij de verspreiding van de kardoen hebben de volkstuinen gespeeld. De bekende bioloog en publicist Romke van de Kaa wijst daarop: “Ook de kardoen, die wij tot de Vergeten Groenten rekenen, is door tuiniers van buitenlandse origine helemaal niet vergeten, en wordt op de volkstuin in ere gehouden“. Dat van die buitenlandse origine klopt, want de tuinder van wie wij onze tuin overgenomen hebben en aan wie wij die kardoens te danken hebben, was een man uit Marokko.
Geef een reactie