34. Regenworm

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’,  december 2019

 

In andere talen:

Arabisch        dawdat al’ard (herspeld)

Kroatisch      kišna glista

Spaans          lombriz

Turks             solucan

 

Omdat er boven de grond in deze periode weinig te beleven is, ga ik dit keer onder de grond, waar ik de regenworm ontmoet. De worm zoals ie in Noord –Holland genoemd wordt, is een bijzonder nuttig dier. Hij verbetert met zijn gegraaf de bodemstructuur. Hij maakt lange tunneltjes waar de lucht in kan doordringen en dat heeft weer tot gevolg dat bacteriën dieper in de bodem kunnen leven; dergelijke bacteriën zorgen voor een snellere afbraak van organische stoffen; dat las ik allemaal op Wikipedia. https://nl.wikipedia.org/wiki/Regenwormen

 

Mij gaat ’t nu verder over de benamingen voor de regenworm. Ze zijn in 1965 verzameld door ’t Meertens Instituut dat toen nog Dialectenbureau heette.

 

Die namen bestaan uit twee groepen. De eerste noem ik de worm-groep, omdat die gevormd wordt door ’t basiswoord worm en samenstellingen als dauwworm, regenworm en aardworm. ’t Simplex worm (ook wel wurm) komt voor in een groot gebied, dat loopt vanaf Groningen, Friesland, Noord- en Zuid-Holland tot en met Zeeland.

 

Gek is dat ’t officiële regenworm alleen voorkomt in Groningen en hier en daar in Friesland en West-Friesland. Misschien is ’t gepropageerd door een of andere bioloog en is ’t zo in de algemene omgangstaal terechtgekomen. De betekenis ligt nogal voor de hand: een worm die bij regen tevoorschijn komt. Of dat werkelijk zo is, heb ik nog niet kunnen constateren.

 

Dauwworm komt een paar keer in Friesland voor. Zal wel zoiets betekenen als de wurm die glimt van de dauw. Over aardworm hoef ik niets te zeggen, denk ik. Alleen dit nog, dat ’t Engels ’tzelfde woord kent: earthworm

 

Dan is er de pier-groep. Ze zeggen dat dat pier teruggaat op een gelijkluidend oud woord dat ‘lang, smal’ betekent. Ik heb daar geen moeite mee; ik weet trouwens geen betere verklaring.

 

Ook met pier zijn een aantal varianten gevormd. Ze komen voor in ’t zuidelijk deel van ons taalgebied, tot en met Vlaanderen. Pierworm is er zo een, dat simpelweg een combinatie is van twee woorden. Er zit ook een verbinding met dauw– tussen: dauwpier, dat we o.a in de buurt van Hulst (Zeeuws Vlaanderen) aantreffen.

 

In Limburg bestaat een afleiding van pier: pierik, gevormd met ’t veelgebruikte achtervoegsel [e]rik. Denk aan luierik, zwezerik, lomperik e.d. Daarnaast komt daar ook pereling voor, eenzelfde soort afleiding, nu met ’t achtervoegsel eling, als in zuigeling, schepeling, zwerveling.

 

’t Interessantste woord is pieraas. Niet omdat dat de naam is in mijn geboortestreek, West-Brabant, maar omdat pieraas ook voorkomt ver daarvandaan, in een gebied ten noorden van Berlijn, de Altmark. Misschien was ’t zelfs wel bekend in Berlijn zelf. Dat ’tzelfde woord in twee gebieden los van elkaar ontstaat, is ondenkbaar. Er moet verband tussen die twee gebieden bestaan hebben en dat is in dit geval ook zo.

 

In de 12e eeuw trokken namelijk  een aantal boeren uit de zuidelijke Nederlanden naar dat gebied om daar land te ontginnen en te bebouwen. Ze waren geworven door Albrecht de Beer, markgraaf van Brandenburg, toen ie baas geworden was over grote uitgestrektheden woeste grond. Er zijn in de Altmark nog meer Nederlandse (dialect)woorden bewaard gebleven, donk, erpel (mannelijke eend), maar dat pieraas daarbij zit, bewijst dat er onder de kolonisten ook West-Brabanders geweest zijn. De pieraas heet trouwens zo omdat ie door vissers als aas gebruikt wordt.

 

1 Reactie op 34. Regenworm

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Twitter
It seems that widget parameters haven't been configured properly. Please make sure that you are using a valid twitter username or query, and that you have inserted the correct authentication keys. Detailed instructions are written on the widget settings page.
Over Jan Stroop
Jan Stroop is gastonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is dialectoloog maar zijn belangstelling gaat ook uit naar ontwikkelingen van het gesproken Nederlands. Zo heeft hij in 1997 ’t Poldernederlands ontdekt, een nieuwe variant van het ABN, die nog steeds ’t meest gehoord wordt bij hoogopgeleide vrouwen.
Lees verder >>