33. Mier

 

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’,  oktober 2019

 

 

Engels            ant
Duits              ameise
Frans             fourmi
Spaans          hormiga                                          
Kroatisch      mrav                                                
Turks             karınca                                            
Arabisch       namla                                              
Berbers         takutfit, awettuf
Chinees         mǎyǐ

 

Als een gebaar naar onze niet-Nederlandse medetuinders en ter informatie van de anderen, bovenstaand lijstje met namen voor de ‘mier’ in  hun taal. Wereldwijd zijn er trouwens nog veel meer namen.

 

In Nederland komen ruim 200 soorten mieren voor, las ik.  Ze hebben ieder een aparte (Latijnse) naam, maar wij leken noemen ze allemaal mier. Dat wil zeggen hier in Noord-Holland, want elders in ons taalgebied heet ie weer anders. ’t Woord mier moet oeroud zijn, maar de oudste bewijsplaats is toch pas uit 1240, mire. In een woordenlijst uit 1287 staat deze regel: ‘Formica heten wi die miere’ (formica noemen wij mieren). Van dat formica zijn trouwens de Franse en Spaanse benamingen afgeleid.

 

Mier moet een heel oud woord moet zijn. Dat volgt uit de constatering dat een heleboel niet-Germaanse talen van Indo-Europese taalfamilie een aan mier verwant woord hebben. Grieks múrmēx; Avestisch maoiri; Russisch muravéj; Oudiers moirb; Armeens mrjimm.  Ook ’t Kroatische mrav hoort hier bij.  Al deze namen gaan terug bij de Indo-Europese wortel *morw- ‘mier’. Ook formica komt daar volgens de etymologen vandaan.

 

In Oost-Nederlandse dialecten verschijnt ook emt ‘mier’, verwant met Duits Ameise en Engels ant ( uit æmette).  Deze woorden horen bij de Oergermaanse wortel *mait-, die ‘snijden’ betekent; dat snijden verwijst naar ’t knagen wat mieren doen. Uit dat oerwoord zijn allerlei varianten ontstaan als:  emt, emet, emte,  empe, die allemaal in oostelijk Nederland voorkomen. Een opvallende variant is de ‘dubbelvorm’ Mier-emet, die ook bekend (berucht?) geworden is als familienaam.

 

Er is behalve dat snijden/bijten nog een eigenschap van de mier die we in zijn namen terugvinden. Vrouwelijke mieren scheiden namelijk mierzuur af en dat heeft geleid tot namen als mierzeiker, zeimier, zeikemt, aomezeek, pismier en dergelijke. Pismire is trouwens ook een oude Engelse benaming, voordat ant ervoor in de plaats kwam. Shakespeare gebruikt ’t ook, in zijn toneelstuk Henry IV:  “I am nettled and stung with pismires”. Dat nettled is ’tzelfde  woord  als ons (brand)netel. Shakespeare drukt met dat werkwoord ’t branderige gevoel uit dat bijtende mieren veroorzaken. ’t Nederlands heeft niet een werkwoord  *netelen. Daarom vertaal ik die zin maar zo: ‘ik ben gebrandneteld en gebeten door mieren’.

 

Niet in alle Nederlandse dialecten heet urineren pissen of zeiken. In Groningen, Friesland en Drente zeggen ze miegen. Vandaar dat de mier daar de volgende namen gekregen heeft: mieghummel, mieghommel, miegempe, en nog zo wat. ’t Woord miegen ‘pissen’ staat wel in ’t Zaans Woordenboek van Boekenoogen, maar de mier heet er gewoon mier.

 

Ook in andere talen is de pislucht die mieren verspreiden waargenomen. Bijvoorbeeld in ’t Fins waar de mier kusiainen  genoemd wordt Daar zit ’t woord kusi in zit dat ‘pis’ betekent.  Omdat ik sommige talen uit ’t lijstje hierboven niet ken, weet ik niet of in die namen ook niet dit soort motieven (‘bijten’ en ‘mierzuur’) schuil gaan. ’t Zou me niet verbazen, want mieren zijn immers universeel en overal ’tzelfde.

 

Ik moet trouwens bekennen dat ik zelf die mierenpislucht nooit geroken heb. ’t Zal toch geen fabeltje zijn?!

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Twitter
It seems that widget parameters haven't been configured properly. Please make sure that you are using a valid twitter username or query, and that you have inserted the correct authentication keys. Detailed instructions are written on the widget settings page.
Over Jan Stroop
Jan Stroop is gastonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is dialectoloog maar zijn belangstelling gaat ook uit naar ontwikkelingen van het gesproken Nederlands. Zo heeft hij in 1997 ’t Poldernederlands ontdekt, een nieuwe variant van het ABN, die nog steeds ’t meest gehoord wordt bij hoogopgeleide vrouwen.
Lees verder >>