29. Tuingereedschap: schoffel en schrepel
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, februari 2019
In mijn serie ‘Tuingereedschap’ zijn nu de schoffel en de schrepel aan de beurt. Dat zijn wat mij zelf betreft de meest gebruikte tuingereedschappen. Er is altijd wel wat te wieden, en daar dienen ze toch voor.
Dit versje van Constantijn Huygens uit 1652 slaat de spijker op z’n kop: er is altijd wel wat te wieden als ’t onkruid de baas wordt, door overvloedig nat weer, door een grote hoeveelheid werk of vooral door nalatigheid of verzuim:
De Schoffel heeft geen rust, daer is een eewigh leven
Van wiejen dat men berst, de Thuynman magh wel beven,
Soo ‘t onkruyd meester werdt door weelde van natt weer,
Door overval van werck, en door versuym noch meer.
’t Lijken ook bijzonder oude gereedschappen te zijn, zeker de schoffel, want op onderstaand kaartje van Theodor Frings uit 1966, kun je zien dat alle Germaanse talen er dezelfde naam voor hebben: schoffel of een duidelijk herkenbare variant: schuffel, skovel en shovel.
Zoiets betekent meestal dat zo’n woord nog stamt uit de West-Germaanse tijd, ca. 500 voor ’t begin van onze jaartelling, toen de verschillende talen zich nog niet afgesplitst hadden.
’t Woord schoffel is afgeleid van ‘t werkwoord schoven, een oude vorm van schuiven, waarvan de betekenis niet moeilijk te raden is. Een schoffel schuif je vooruit.
Heel anders de schrepel. Ook een apparaat om onkruid te wieden, maar de schrepel trek je naar je toe. ’t Is een klein soort hak, eigenlijk. Op de websites van Tuincentra zie je alleen schrepels met een korte steel, maar je kunt er zelf natuurlijk gerust een lange steel inzetten. Of dat onderscheid schoffel – schrepel bij ons op de tuin ook gemaakt wordt, heb ik nog niet gemerkt. Toch eens vragen.
Of ’t woord schrepel net zo algemeen bekend is als schoffel, waag ik te betwijfelen. Ik ken schrepel (woord en zaak) in elk geval vanuit mijn Brabantse jeugd. Hij werd toen o.a. ook gebruikt bij de verbouwing van bieten. Die verbouwing begon met ’t inzaaien. Daarbij werd toentertijd een royale hoeveelheid zaad gebruikt en dat leverde lange rijen van dicht op elkaar staande kleine plantjes. In deze situatie is geen ruimte om te groeien, dus werd er ingegrepen, ’t zuiver zetten, ‘peeje dunnen’ en dat gebeurde met de schrepel. Daarmee hakte je in één keer zo’n 10 cm weg uit zo’n rij, zodat er met een tussenruimte bosjes met bietenplantjes bleven staan. Na een paar weken doorgroeien begon de volgende fase: ’t op één zetten, dat wil zeggen uit elk bosje ’t grootste plantje selecteren en de andere wegtrekken. Dat gebeurde met de hand, vaak door kinderen die zo een centje konden verdienen.
’t Woord schrepel is van een werkwoord schrepen dat weer een variant is van schrapen, met de bekende betekenis. Opvallend is dat alle twee de woorden afgeleid zijn met ’t achtervoegsel –el. Maar eigenlijk niet opvallend, want dat zie je vaker bij de namen voor gereedschappen e.d. Denk aan beitel, drevel, wervel, haspel, enzovoorts. ’t Zijn in de regel afleidingen van werkwoorden.
Behalve deze twee woorden, is er nog een bescheiden gebiedje in Zeeuws-Vlaanderen waar kapper gezegd wordt, een afleiding van ’t werkwoord kappen. Dat is natuurlijk een heel andere activiteit dan dat ‘kappen’ op ’t voetbalveld. En in de kapsalon. Maar dat laatste kappen komt van kap, de naam van een bepaald soort hoofddeksel.
In mijn herinnering wordt een schoffel op lichte gronden/zandgronden gebruikt.
Een hak is voor de zware gronden/kleigronden.
Een schrepeltje wordt dan weer ter ondersteuning van het wieden gebruikt.
PS: Mooie columns
Vriendelijke groet,