Zorg om het schoolvak Nederlands (2001)
Oud, maar niet verouderd, deze Toespraak bij de opening van het congres “Zorg om het schoolvak Nederlands” (november 2001), georganiseerd door de Landelijke Vereniging van Neerlandici
De spraakmakende vrouw
Spraak en emancipatie
De Groene Amsterdammer, 6 juli 2007, Jaar 131, Week 27
In de bijlage De stand van het land: de seksen van de Volkskrant (25 juni 2007) werden de verschillen tussen man en vrouw breed geanalyseerd. Een taalkundige bijdrage ontbrak. Dat is vreemd, omdat spraak in dezen een onfeilbare barometer is. Vrouwen praten anders dan mannen; dat is bekend. Ze gebruiken bijvoorbeeld andere woorden, meer verkleinwoorden, en ze nemen ook op een andere manier deel aan gesprekken dan mannen. Maar dat vrouwen ook een andere spraak hebben en dat hun spraakklanken anders klinken dan die van mannen, is minder bekend, of liever: dat realiseren we ons meestal niet.
Over liggen/leggen en kunnen/kennen
in: Taal als levenswerk; aspecten van de Nederlandse taalkunde (red. J Engelsman e.a.), Den Haag 2005, blz. 168-172.
voor Nicoline van der Sijs
De samenval van de werkwoorden liggen/leggen en kunnen/kennen is een van de vele onderwerpen die Nicoline van der Sijs in haar laatste boek, Taal als mensenwerk, behandelt (Van der Sijs 2004, blz. 513-514). Ze heeft ‘t daar over enkele factoren die de samenval van liggen en leggen en van kunnen en kennen hebben bevorderd. De situatie in de Nederlandse dialecten komt daarbij maar zijdelings aan de orde. Daarom hier wat gedachten daaromtrent.
Op weg naar school?
over de verandering van SK in SCH en SJ
verschenen in: Vragende wijs; bundel aangeboden aan Leopold Peeters bij zijn afscheid van de Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 1990, blz. 144-153.d
Op grond van ontwikkelingen in het verleden, op lange, zowel als korte termijn, is de verwachting gewettigd dat de oude cluster sk binnen afzienbare tijd uit de Nederlandse dialecten verdwenen zal zijn. Dat lijkt ook te gelden voor een andere representant van sk, nl. het foneem ∫ (als de eerste klank in ‘chocola’). Toch blijkt de zaak niet zo eenvoudig te liggen. Van een rechtlijnig patroon van afneming is in elk geval bij sk geen sprake. Het antwoord op de vraag of we wat de uitspraak van de cluster in skool betreft, op weg zijn naar school, moet daarom voorlopig een vraagteken blijven.
Twee meervouden die het niet zijn
over hersens/hersenen en mazels/mazelen
eerder verschenen in B. van Bakel e.a. (red.), Zin dat het heeft; een liber amicorum voor Jan van Bakel, Nijmegen 1993, blz. 55-65
Inleiding
Van de namen die er in het Nederlandse taalgebied voorkomen voor de kinderziekte `mazelen’, is het woord mazelen zelf uit morfologisch oogpunt op een heel speciale manier erg interessant. In de naam mazelen komt tot uitdrukking dat de ziekte zich ondermeer en het opvallendst uit, doordat de huid een groot aantal vlekjes vertoont; het woord is meervoudig, maar met de kanttekening dat mazelen een plurale tantum geworden is: het enkelvoud waar het woord van gevormd is, masel (De Vries-De Tollenaere 1991, p. 243), bestaat niet meer.
De groep zgn. pluralia tantum neemt in de geschiedenis van het Nederlands een bijzondere plaats in. Het zijn woorden met min of meer een meervouds-betekenis en steeds een vorm die als meervoud herkenbaar is: aanstalten, bescheiden, ingewanden, kosten, inkomsten, omstreken, enz. (zie ANS 37). Dat impliceert in de meeste gevallen de vorming van een meervoud op basis van een enkelvoudsvorm. Als dat enkelvoud niet meer bestaat is het procédé een zaak van diachronie geworden. Men kan zich zelfs in de meeste gevallen afvragen of er, net als bij mazelen, wel een enkelvoudsvorm als zodanig bestaan heeft. Opvallend is verder dat de overgrote meerderheid van de pluralia tantum een meervoud op -en hebben en dat maar enkele een vorming op -s kennen: gebroeders en gezusters. Er zijn verder nog twee gevallen met twee meervoudsvormen: mazelen naast mazels en hersenen naast hersens.
‘Een politicus die op mannen vált’?
De abnormale taal van het NOS Journaal
Eerder gepubliceerd in Onze Taal 2012 – 11
Dit voorjaar maakte de nieuwe hoofd- redacteur van het NOS Journaal bekend dat de uitzendingen spreektaliger zouden worden. Die nieuwe aanpak oogstte lof, maar er is ook kritiek. Taal- kundige Jan Stroop: “Wat een vreemd soort luisteraar wordt hier opgevoerd.”
Woordmetathesis*) over sinaasappel/appelsien e.d.
Eerder verschenen in Taal en Tongval (jrg. 47 (1995), blz. 205-219
Wie van de ober een pannekoek met appelmoes wil, maar per ongeluk koekepan en moesappel zegt, krijgt iets anders op zijn bord dan hij bedoelt. Dat komt door het simpele feit dat bij Nederlandse samenstellingen het rechter lid het ‘hoofd’ is, het linker deel de bepaling. Het is bekend dat de betekenisrelatie tussen de twee delen van een samenstelling heel verschillend kan zijn, maar de hiërarchie is onveranderlijk: links bijzaak, rechts hoofdzaak. De beklemtoning van een samenstelling geeft aan die verhouding op in zekere zin paradoxale wijze vorm: de klemtoon ligt steeds op het linkerdeel. De ANS (100) zegt, nadat eerst is vastgesteld dat bij een samengesteld substantief het bepalende lid voorop staat: Het bepalende lid van de samenstelling krijgt gewoonlijk het woordaccent. De aldaar gegeven composita illustreren dat: melkchocolade, chocolademelk, frisdrank, leeszaal.