De twee gezichten van Jan Pieter Heije
gepubliceerd in: Ons Amsterdam, nummer 3, maart 2009
Als de moderne Amsterdammer al van Jan Pieter Heije gehoord heeft, is het dankzij een straatnaam in Oud-West. Een enkeling weet misschien dat hij de dichter is van talloze klassieke liedjes als Zie de maan schijnt door de bomen, De Zilvervloot, Een karretje op een zandweg reed en Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot. Maar dat was niet de voornaamste reden voor die herdenkingen in 1909. Heije deed ook baanbrekend werk op het gebied van de gezondheidszorg, het muziekleven, het zang- en gymnastiekonderwijs en de gemeentepolitiek. En hij stichtte het Prinsengrachtziekenhuis. Reden genoeg om hem weer eens uit de vergetelheid te halen.
De nieuwe koers van Dr. Heije
uit: Literatuur zonder leeftijd. Jaargang 16(2002)
Heijes uitvaart en daarna
uit: Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 19 (2001)
Dr. Heije schreef ook noten
eerder schenen in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde jrg. 119 (2003), blz. 132-142
1. Inleiding
‘Die Heije noemt – noemt een leven van orde, van arbeid, van opoffering; noemt een charakter, dat rechtschapenheid en menschenliefde aan edele formen paart; noemt een hart, ontvankelijk evenzeer voor al wat zedelijk goed als wat aesthetisch bekoorlijk is’, schreef Alberdingk Thijm in een artikel in De Gids van 1851 (geciteerd naar Asselbergs 1966: 48). Die kijk op Heije is allang verleden tijd. Wie hem heden noemt, ziet misschien een zijstraat van de Overtoom in Amsterdam voor zich of hoogstens een tramhalte van lijn 1 of 7.
Zelden of nooit wordt Heijes naam in verband gebracht met 150 jaar oude liedjes als: Zie, de maan schijnt door de bomen; Ferme jongens, stoere knapen; Een karretje op een zandweg reed; Heb je van de zilvren vloot wel gehoord, enz.. Die liedjes zelf lijken ondertussen weer wel het eeuwige leven te hebben en soms ook waar dat niet verwacht zou worden, zoals in het voetbalstadion. Hun taaie levenskracht danken ze weliswaar niet in de eerste plaats aan de woorden maar aan de melodieën van Heijes collega-medicus J.J. Viotta, maar slecht zijn Heijes woorden nu ook weer niet.
Heije liet het componeren van de melodieën bij zijn teksten in deze periode van zijn leven, dat wil zeggen vanaf ongeveer 1840, aan anderen over (Stroop 2002), maar in vroeger jaren heeft hij zich wel degelijk als toonkunstenaar gemanifesteerd. Zijn overigens kortstondige compositorische activiteiten – die het onderwerp van dit artikel zijn – houden ongetwijfeld verband met Heijes behoefte om op alle mogelijke maatschappelijke terreinen een rol te spelen en van alle markten thuis te zijn. Die behoefte kan weer niet los gezien worden van Heijes biografie. Vandaar eerst iets over zijn herkomst.