Levensbericht Jo Daan
verschenen in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden 2005-2006, blz. 37-45.
Johanna Catharina Daan
Krommenie 12 mei 1910 – Deventer 11 juni 2006
Johanna Daan was de dochter van Cornelia van Vliet, een Zaankantse en Mertinus Everhardus Daan, die uit Friesland kwam. Ik noem haar hier verder gewoon maar: Jo, zoals ik gewend was vanaf de dag dat ik in dienst kwam bij de afdeling dialectologie, waar ze toen hoofd van was *). Jo was het tweede kind in het gezin, waar verder geen kinderen meer kwamen. Twee jaar na haar geboorte verhuisde het gezin naar de Eerste Helmerstraat in Amsterdam, waar vader als onderwijzer meer kon verdienen. Jo heeft zich desondanks altijd Zaanse gevoeld, grotendeels wel doordat haar moeder het dialect is blijven spreken. Na de lagere school ging ze naar de h.b.s., dat was het hoogste wat je je als onderwijzersdochter fatsoenshalve kon permitteren.
Lees verder
In Memoriam Jo Daan (1910-2006)
tekst uitgesproken tijdens de crematieplechtigheid, vrijdag 16 juni 2006 te Diepenveen
Ik ken Jo Daan vanaf 1966. Dat was >t jaar waarin ze me aannam als wetenschappelijk medewerker op >t Dialectenbureau. Van >t sollicitatiegesprek op maandagochtend 10 januari herinner ik me niets meer. Maar wel een paar andere zaken die al meteen tekenend waren voor de persoon die Jo was. Ze zou in de zomer met een collega naar Amerika gaan om daar opnames te maken van nog Nederlands sprekende nakomelingen van emigranten. Die reis zou beginnen op een tijdstip dat viel vóór mijn indiensttreding op 15 augustus. Jo zou er dus niet zijn om me in te werken en de weg te wijzen. Daarom hadden we van te voren nog even een samenkomst in Amsterdam.
Fokke & Sukke
Omstreeks 1990 begon het me op te vallen. Toen was er dat liedje van Paul de Leeuw, Blaaif baai maai, waarin die wijdgapige aai prominent aanwezig is. Op het Dialectologencongres aan de VU in 1992 heb ik het verschijnsel voor het eerst gesignaleerd: ABN-sprekende Nederlanders doen hun mond te ver open als ze ei willen zeggen. Dat doen ze ook bij de andere tweeklanken van het Nederlands, ui en ou: daar kan je mee tous komen en: ik ook van jaau. En ik dacht, ik ga dat Poldernederlands noemen.
Vanaf de Dodenherdenking op 4 mei 1997 (let op de tweeklank!) zag ik de maatschappelijke dimensie die bij de ver-aaide ei hoort: vrouwen doen het meer dan mannen. Dat komt, besefte ik weer wat later, omdat vrouwen meer dan mannen geprofiteerd hebben en profiteren van het losser worden van maatschappelijke conventies. Als je je eerst nauwkeurig aan de regels hebt gehouden omdat het hoort, is de reactie des te heviger als het niet meer hoeft. Zo ook met het roken. Vroeger nauwelijks een rokende vrouw te zien, nu is de ervaring: Waar rook is, is een vrouw, en dus ook Poldernederlands, voeg ik daar maar aan toe.
Maar verder is er een belangrijk verschil, want terwijl roken slecht is voor de gezondheid en het leven kan bekorten, is de opkomst van het Poldernederlands juist een teken van levenskracht. De gebruikers van het Nederlands hebben die taal altijd al naar hun hand gezet maar nu doen ze dat opvallender dan ooit. Juist de ondernemendste en assertiefste taalgebruikers lopen hierin voorop. De conclusie ligt voor de hand: een taal die mee evolueert met de maatschappij waar hij deel van uitmaakt, bewijst daarmee zijn vitaliteit.
Met andere woorden: Poldernederlands IS Leefbaar Nederlands.
Jan Stroop
(uit: Fokke & Sukke kunnen het niet alleen, Amsterdam 2008, blz. 61-62)