Krokus en narcis
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, februari 2018
Omdat je tegenwoordig niet meer weet wanneer de seizoenen beginnen en de bloemen verschijnen die daarbij horen, is mijn onderwerp een gok: of ze bloeien als dit stukje verschijnt: wie zal ’t zeggen?
De krokus is geen inheemse plant, bovendien is hij nog niet eens zo lang geleden in de Lage Landen geïmporteerd door toedoen van de Vlaming Ogier van Busbeke, die van 1554 – 1564, namens Ferdinand van Oostenrijk gezant was in Turkije. Hij heeft ons o.a. ook de tulp en de sering bezorgd.
Krokus is uit ’t Latijnse crocus, dat weer uit ’t Grieks afkomstig is. ’t Grieks heeft ’t woord waarschijnlijk uit een Semitische taal. Oorspronkelijk is ’t de naam voor saffraan. De enige krokus die ’t kostbare saffraan levert is Crocus sativus, die hier niet in ’t wild groeit.
Dat onze krokus dezelfde naam kreeg als die saffraankrokus, komt door hun uiterlijke gelijkenis. Nergens in ons taalgebied heeft de krokus een inheemse naam. Overal is ’t krokus, of een afleiding daarvan: kroker op Tessel en krook in Groningen.
Ik kwam toevallig ook een gedicht tegen waarin de krokus en de narcis genoemd worden, naast nog een paar andere bloemen:
De purpere Narcis, de ingroene Vinkoorden,
De blomme van Damas, de roode Martegom,
End peerse Crocus met soo menich ander blom
Dy met haer schoone verw’ end soeten reuck verblyden,
Dijn ooghen feest aendoen, end ‘s Heeren hand belyden.
(uit Philibert van Borsselen’s ‘Den Binckhorst’, 1613).
(wie moeite heeft om deze tekst te begrijpen: hardop lezen; verw = kleur; dijn = uw of je)
De naam narcis is via ’t Latijnse narcissus ontleend aan Grieks nárkissos, dat een leenwoord is uit een vóór-Griekse mediterrane taal. De bloem is waarschijnlijk genoemd naar de Griekse jongeling Nárkissos, die niet inging op de liefde van de nymf Echo en voor straf veroordeeld werd om op zijn eigen spiegelbeeld verliefd te worden. Omdat deze liefde per definitie eenzijdig was, kwijnde hij weg en veranderde hij in de bloem die naar hem vernoemd is.
Voor de narcis zijn in ons taalgebied wél inheemse namen ontstaan. Narcis blijft wel in de meerderheid, maar daarnaast zijn er wat namen die de narcis met een bepaalde periode verbinden: paasbloem, paaspijp, paaslelie, maartbloem en aprilbloem. Daar valt dus niet veel aan uit te leggen.
Dat is weer wel ’t geval bij tijloos, dat op Tessel voorkomt en op 20 mei 1899 ook in ’t Leidsch Dagblad: “Te koop: tusschen 20 en 30 000 gele Tijloozen of Narcissen”. Tijloos is ’tzelfde als tijdeloos. Zo wordt de narcis genoemd omdat ie op een ongewone tijd bloeit, namelijk vroeg in het voorjaar. Toch vreemd dat ze er op Tessel deze naam op na houden die zo in tegenspraak lijkt met de vorige namen die juist wel een precieze tijd aangeven.
Geef een reactie